De Tijdlijn

Ontdek via deze 34 belangrijke momenten de grote, kleine, bedreigende en hoopvolle gebeurtenissen uit de tijd waarin Anne Frank opgroeit en waarin ze tijdens WOII haar dagboek schrijft.

  • 1920
  • 1923
  • 1924
  • 1925
  • 1926
  • 1927
  • 1929
  • 1931
  • 1932
  • 1933
  • 1934
  • 1935
  • 1936
  • 1937
  • 1938
  • 1939
  • 1940
  • 1941
  • 1942
  • 1943
  • 1944
  • 1945
  • 1946
  • 1947
  • 1948
  • 1952
  • 1953
  • 1954
  • 1955
  • 1959
  • 1960
  • 1961
  • 1963
  • 1968
  • 1980
  • 1914
  • 1915
  • 1916
  • 1917
  • 1918
  • 1919

Moord op Oostenrijkse kroonprins: De Eerste Wereldoorlog breekt uit

28 juni 1914 Sarajevo

In Sarajevo vermoorden Servische nationalisten de Oostenrijkse troonopvolger Franz Ferdinand en zijn vrouw Sophie. Tijdens een bezoek aan de stad lost de Bosnisch-Servische Gavrilo Princip twee dodelijke schoten op het echtpaar.

Als reactie stelt Oostenrijk-Hongarije Servië een ultimatum. Als Servië niet aan de hierin gestelde eisen voldoet, zal het Oostenrijks-Hongaarse leger Servië binnenvallen. De Serven accepteren de eisen, op één na. Ze willen het geëiste onderzoek naar de moord zelf doen, zonder dat Oostenrijks-Hongaarse vertegenwoordigers zich ermee bemoeien. Oostenrijk-Hongarije gaat daar niet mee akkoord en verklaart op 28 juli 1914 de oorlog aan Servië.

Dat de crisis tot een wereldoorlog leidt, ligt onder andere aan de bondgenootschappen tussen de verschillende Europese landen. Doordat de staten onderling afspraken hebben gemaakt over militaire hulp in het geval van oorlog, ontstaan twee kampen: de Centralen (Oostenrijk-Hongarije en Duitsland) tegenover de Geallieerden (Frankrijk, Rusland en Engeland).

Deze twee kampen verwachten een korte oorlog. Dit blijkt een vergissing. De Eerste Wereldoorlog zal vier jaar duren. Miljoenen soldaten uit de hele wereld komen om het leven.

Otto Frank in de Eerste Wereldoorlog

6 augustus 1915 Duitsland

In augustus 1915 gaat Otto Frank het Duitse leger in. Hij volgt daar een opleiding tot kanonnier. Vanaf de herfst van 1915 is hij gelegerd aan het westelijk front. Hij hoort bij een zogenaamde Lichtmesstrupp. Dat is een eenheid die van een afstand de plaats van vijandelijke kanonnen waarneemt en berekent en de kogelbaan doorgeeft aan de artillerie.

Hij maakt in 1916 de Slag om de Somme mee, waarbij bijna een half miljoen Duitse soldaten sneuvelen. Een jaar later wordt Otto bevorderd tot sergeant en het jaar daarop tot reserve-luitenant.

Ook Otto’s broers Herbert en Robert zitten in het Duitse leger. Hun moeder Alice Frank-Stern en zuster Leni Frank zijn verpleegsters in een militair ziekenhuis.

Fritz Pfeffer in militaire dienst

1 december 1916 Duitsland

Fritz Pfeffer is onderofficier in het Duitse leger tussen augustus 1914 en december 1918. Hij is bij veldslagen in de Oekraïne, Wit-Rusland en Letland, maar ook in Frankrijk. Hij ontvangt een militaire onderscheiding voor zijn verdiensten.

De Russische Revolutie: wapenstilstand met Duitsland

7 november 1917 Petrograd (Sint Petersburg)

In Rusland is het in het voorjaar van 1917 erg onrustig. Het land is oorlogsmoe en lijdt honger. In maart doet Tsaar Nicolaas II na dagen van protest afstand van de troon. Een half jaar later plegen de communisten een staatsgreep, onder leiding van Vladimir Lenin. Deze gebeurtenis heet de Oktoberrevolutie. De communisten krijgen steun van een deel van de bevolking dankzij hun leus ‘vrede, land en brood’. De Voorlopige Regering wordt afgezet.

Om hun belofte van vrede na te komen moeten de communisten de strijd tegen Duitsland stoppen. Lenin stuurt zijn naaste medewerker Leon Trotski in december 1917 naar Brest-Litovsk (in huidig Wit-Rusland) om te onderhandelen met de Duitsers. De Duitse delegatie gaat op 3 maart 1918 akkoord met een wapenstilstand in ruil voor grote stukken Russisch grondgebied. De Duitsers hoeven nu niet meer op twee fronten te vechten, maar veel Duitse troepen moeten alsnog in het oosten blijven omdat de situatie daar erg onrustig blijft.

Duitsland verliest de oorlog: Protesten tegen het verdrag van Versailles

15 mei 1919 Berlijn

Als de Eerste Wereldoorlog in 1918 eindigt, beginnen in Parijs  vredesonderhandelingen. Duitsland wordt aangewezen als hoofdschuldige van de verwoestende oorlog. Deze afspraken staan in het Verdrag van Versailles, vernoemd naar het paleis waar de landen het verdrag tekenen.

Het Verdrag van Versailles leidt tot woedende reacties van de Duitse bevolking. Duitsland moet namelijk een enorm bedrag betalen aan de landen waar het tegen vocht om de schade te vergoeden. Daarnaast willen Frankrijk, Engeland en de Verenigde staten voorkomen dat Duitsland opnieuw sterk genoeg wordt om een oorlog te beginnen. Duitsland mag van hen slechts een kleiner leger houden.

Ook moet Duitsland grondgebied afstaan. Frankrijk krijgt Elzas-Lotharingen en de kolenmijnen in het Saargebied. Het Rijnland mag Duitsland houden, maar geen leger meer hebben. Het Duitse bestuur in het Rijnland wordt vervangen door een bestuur van Groot-Brittannië en Frankrijk - de oude vijanden van Duitsland. In het oosten verliest Duitsland een groot stuk land. Dit stuk wordt een deel van Polen, dat ook land krijgt van Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Ook verliest Duitsland zijn koloniën in Afrika en Azië.

De Duitsers vinden niet dat zij de schuld moeten krijgen van de oorlog. Ook zien ze het verlies van grondgebied als een vernedering. De torenhoge herstelbetalingen zorgen bovendien voor grote armoede in het land.

Armoede en honger in Wenen: Miep Gies komt naar Nederland

1 december 1920 Wenen

In december 1920 komt Miep Gies naar Nederland. Zij heet oorspronkelijk Hermine Santrouschitz en komt uit Wenen, de hoofdstad van Oostenrijk. Ze is 11 jaar oud als haar ouders haar naar Nederland sturen om te herstellen van tuberculose en ondervoeding. Ze komt in een pleeggezin in Leiden terecht. Hier voelt ze zich erg thuis en met instemming van haar biologische ouders blijft ze in Nederland wonen.

Oostenrijk is ontstaan nadat het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije uit elkaar is gevallen aan het eind van de Eerste Wereldoorlog. Het kost veel moeite om het land weer op te bouwen. In de hoofdstad Wenen heerst een hongersnood. Voor de hongerige en zieke kinderen wordt in Engeland, Frankrijk, Zwitserland en Nederland opvang georganiseerd. De achterblijvers krijgen hulp van Amerikaanse hulporganisaties.

Het partijprogramma van de NSDAP

24 februari 1924 München

In 1920 wordt de Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP) opgericht. Het is de voortzetting van de Deutsche Arbeiterpartei (DAP), maar onder invloed van Hitler is de naam veranderd. In het programma staan 25 punten. Een paar belangrijke punten zijn:

  • Het algemeen belang gaat boven persoonlijk belang
  • Het Verdrag van Versailles moet ongedaan worden gemaakt
  • Er moet een centrale en sterke macht van de staat zijn
  • Er is meer land nodig voor de bevolkingsgroei
  • Misdadigers moeten de doodstraf krijgen
  • Sommige inwoners van Duitsland kunnen geen staatsburger zijn en alleen staatsburgers hebben gelijke rechten

Er staan veel antisemitische punten in:

  • Joden horen volgens de nazi’s niet tot het Duitse volk omdat ze “geen Duits bloed hebben”. Daarom zijn ze ook geen staatsburger
  • Omdat Joden geen staatsburger zijn, zijn ze “te gast” in Duitsland. Voor “gasten” gelden andere wetten
  • Joden mogen geen ambtenaar zijn omdat ze geen staatsburger zijn
  • Als het de Duitse overheid niet lukt om voor zijn staatsburgers te zorgen, dan moeten de “gasten”, zoals Joden, uit het land worden gezet
  • Er mogen geen inwoners van andere landen meer Duitsland binnenkomen, die geen staatsburger zijn. Alle niet-Duitse immigranten van na 1914 moeten het land verlaten
  • Alleen mensen van “het Duitse ras” mogen journalist, uitgever of eigenaar van kranten zijn. Joden dus niet
  • Het joodse geloof wordt bestreden

Dit partijprogramma blijft zo lang de partij bestaat van kracht.

Adolf Hitler publiceert ‘Mein Kampf’

18 juli 1925 München

Op 18 juli 1925 verschijnt Hitlers boek Mein Kampf (Mijn strijd). Hij schrijft het in de gevangenis, waar hij een straf uitzit voor een mislukte staatsgreep in 1923. 

In Mein Kampf schrijft Hitler over zijn ideologie en presenteert hij zich als leider van extreemrechts. Hij beschrijft zijn leven en vertelt over zijn jeugd, zijn ‘bekering’ tot antisemiet (iemand die Joden haat) en zijn tijd als soldaat in de Eerste Wereldoorlog.
Hij gaat tekeer tegen het Verdrag van Versailles en de herstelbetalingen die Duitsland vanwege het verdrag moet doen. Hij gelooft niet in de parlementaire democratie. Ook staat Mein Kampf vol met racistische ideeën en haat tegen Joden en communisten.

Hitler schrijft in Mein Kampf veel over de toekomst van Duitsland. Hij wil meer grondgebied voor Duitsland in Oost-Europa en hij wil de Joden uit Duitsland weg hebben, omdat ze volgens hem het voortbestaan van het Duitse volk bedreigen. In Mein Kampf staan niet de plannen voor de latere massamoord tijdens de Tweede Wereldoorlog (de Holocaust), maar het laat wel zien dat zijn Jodenhaat al vroeg bestaat.

Anne Frank wordt geboren

12 juni 1929 Frankfurt am Main

Op 12 juni 1929 wordt Anne Frank geboren in Frankfurt, in het Rode Kruisziekenhuis Maingau. Ze weegt ruim 8 pond en is 54 cm lang. De dag erna komt Margot op bezoek, die erg blij is met de komst van haar zusje. Tien dagen later mogen Anne en haar moeder Edith naar huis.

Tot maart 1931 wonen Anne en haar familie op Marbachweg 307 in Frankfurt am Main. Hier hebben Anne en Margot een leuke tijd. Het is een buurt met veel kinderen en bijna iedere dag komen er vriendjes en vriendinnetjes met Margot spelen. Anne is veel te vinden in de zandbak in de tuin. Zij is nog te klein om voorbij het tuinhek te mogen. Margot mag al wel de tuin uit en zij speelt veel op straat met haar vriendjes en vriendinnetjes.

Hitler en de nazi’s komen aan de macht in Duitsland

30 januari 1933 Berlijn

Adolf Hitler wordt op 30 januari 1933 benoemd tot rijkskanselier, de leider van de Duitse regering. De wens van de nazi’s om aan de macht te komen gaat in vervulling. ‘Het lijkt wel een droom. De Wilhelmstraße - het adres van de rijkskanselarij - is van ons’, schrijft de latere minister van propaganda Joseph Goebbels in zijn dagboek.

Nog diezelfde avond organiseren de nazi’s een optocht met fakkels door Berlijn. Leden van de SA marcheren in hun uniformen onder de Brandenburger Tor door en langs het nieuwe adres van hun leider. Ondanks de indrukwekkende propagandabeelden die Goebbels hier later van laat maken, zijn lang niet alle Duitsers onder de indruk. Velen verwachten dat Hitler het maar kort zal uithouden.

Na zijn benoeming is Hitler geen alleenheerser. In zijn nieuwe kabinet zitten maar twee leden van zijn partij, de NSDAP. De overige ministers zijn van andere rechtse partijen. Wel lukt het Hitler om zijn mensen op belangrijke posities te krijgen. Wilhelm Frick wordt minister van binnenlandse zaken en Hermann Göring krijgt de controle over de politiemacht van Pruisen. Dit geeft Hitler relatief veel macht binnen Duitsland.

Anne emigreert naar Amsterdam: Een nieuw leven in een nieuwe stad

16 februari 1934 Amsterdam

Anne Frank komt in februari 1934 naar Amsterdam. Haar vader Otto woont daar dan al ruim een half jaar. Hij is in juli 1933 uit Duitsland vertrokken naar Nederland om zijn bedrijf Opekta op te bouwen. Edith komt in september naar Amsterdam en gaat op zoek naar een woning. Anne en haar zus Margot logeren in die tijd bij hun oma in Aken.

In december komt Margot naar Amsterdam en in februari 1934 volgt Anne. Margot gaat al in januari naar school en Anne in april. Ze leren snel Nederlands en maken makkelijk nieuwe vriendinnen.
Otto Frank over Anne: ‘Ze was de kamer nog niet binnengekomen of het werd al woelig, vooral omdat ze vaak een heel stel kinderen meebracht. Ze was erg populair, omdat ze ook altijd ideeën had over wat voor spel ze konden spelen en waar ze iets zouden kunnen uithalen.’

Kristallnacht laat zien: voor Joden is in Duitsland geen toekomst

9 november 1938 Duitsland

Op 9 november houden nazi’s door heel Duitsland, Oostenrijk en Sudetenland (in huidig Tsjechië) acties tegen Joden. Ze vernederen Joden in optochten, mishandelen hen en zetten ze gevangen in concentratiekampen. Ook vernielen ze Joodse bezittingen. Zo’n gewelddadige aanval op Joden heet een pogrom.

Door de vele gebroken ruiten krijgt deze pogrom de naam “Kristallnacht”. Synagogen worden in brand gestoken en de brandweer mag de branden niet blussen. De Joden moeten zelf de schade betalen en krijgen van de regering een gezamenlijke boete van 1 miljard Reichsmark opgelegd.

De directe aanleiding voor Kristallnacht is de moord op een Duitse diplomaat in Parijs door Herschel Grynszpan. Hij wreekt hiermee de slechte behandeling van zijn familie, Poolse Joden die 27 jaar in Duitsland hebben gewoond en door de Gestapo (de geheime Duitse politie) naar Polen zijn uitgezet.

Kristallnacht laat zien hoe de Jodenhaat van de nazi’s in het land nu helemaal omslaat in agressie en vervolging - en dat bijna niemand een hand uitsteekt om de Joden te helpen.

Begin van de Tweede Wereldoorlog: Duitsland valt Polen binnen

1 september 1939 Polen

Op de ochtend van 1 september 1939 klinkt Hitlers stem op de radio. Hij zegt dat Duitsland is aangevallen door Polen en dat er ‘sinds 5.45 uur wordt teruggeschoten’. Maar zijn verhaal van de Poolse aanval is een leugen. Duitse militairen, verkleed als Polen, hebben een radiozender in de grensstad Gleiwitz aangevallen en valse informatie verspreid. Zo creëert Hitler een excuus om Polen aan te kunnen vallen.

Het Duitse leger gebruikt veel geweld. Vooral de luchtmacht richt veel schade aan. Door zware bombardementen ligt de Poolse hoofdstad Warschau in puin en tienduizenden soldaten komen om. Engeland en Frankrijk hebben beloofd Polen te helpen in het geval van een Duitse aanval. Zij verklaren Duitsland daarom de oorlog. De Tweede Wereldoorlog is een feit.

Hitler valt Polen aan omdat hij het gebied door Duitsers wil laten bewonen. Hij beschouwt het Poolse volk als minderwaardig en alleen geschikt om te werken. De nazi’s vermoorden in de laatste drie maanden van 1939 65.000 Joodse en niet-Joodse Polen.

Terwijl Polen zich in het westen tegen Duitsland verdedigt, valt de Sovjet-Unie het land op 17 september in het oosten aan. Deze tweefrontenoorlog is teveel voor Polen. Op 6 oktober 1939 geven de laatste troepen zich over.

Massale razzia in Amsterdam: Eerste deportatie van Joodse Nederlanders

22 en 23 februari 1941 Amsterdam

Op zaterdag 22 en zondag 23 februari 1941 drijven gewapende leden van de Ordnungspolizei Joodse mannen bij elkaar op het Amsterdamse Jonas Daniël Meijerplein. Bijna 400 mannen van 18 tot 35 jaar oud worden opgepakt, met geweld in vrachtwagens gejaagd en gedeporteerd. De razzia is een straf van de nazi’s voor vechtpartijen tussen Joden, antisemitische knokploegen en de Duitse politie.

In de weken voorafgaand aan de razzia is het onrustig in Amsterdam. Knokploegen van de NSB (Nationaalsocialistische Beweging) zoeken voortdurend de confrontatie met Joden. Dat leidt tot gevechten. Op 11 februari raakt een NSB-er zo ernstig  gewond, dat hij een paar dagen later overlijdt. De antisemitische pers geeft alle schuld aan de Joden.

Kort daarop gooien onbekenden de ruiten in bij ijssalon Koco, een bedrijf van twee Joden die uit  Duitsland zijn gevlucht. Als reactie vormen Joodse en niet-Joodse klanten een knokploeg om de winkel te beschermen. Wanneer op 19 februari de Ordnungspolizei (Duitse politie) de zaak binnenvalt, krijgt deze ammoniakgas in het gezicht gespoten.

De Duitse autoriteiten accepteren de aanval op hun agenten niet. Om een einde aan de onrust te maken, besluiten ze tot de razzia in het weekend 22 en 23 februari.

De opgepakte Joden worden afgevoerd naar Kamp Schoorl. Acht van hen worden vrijgelaten. De anderen worden eerst naar concentratiekamp Buchenwald overgebracht en daarna naar het concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk, waar ze op één na allemaal sterven.

De eigenaars van IJssalon Koco worden zwaar gestraft. Ernst Cahn wordt op 3 maart 1941 door de Duitsers geëxecuteerd op de Waalsdorpervlakte. Alfred Kohn komt om in Auschwitz.

De Amsterdamse bevolking is geschrokken van deze harde Duitse actie. Een paar dagen later wordt er een grote staking georganiseerd als protest.

Lees meer over de razzia's bij het Stadsarchief Amsterdam

Operatie Barbarossa: Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen

22 juni 1941 Sovjet-Unie

Op 22 juni 1941 begint Duitsland met een grote aanval op de Sovjet-Unie, de communistische staat, die bestaat uit Rusland en een aantal buurlanden. Deze aanval heeft de codenaam ‘Operatie Barbarossa’ en is maandenlang voorbereid door Hitler en het leger. Drie miljoen Duitse soldaten steken de grens over. Hiermee eindigt het niet-aanvalsverdrag tussen de twee landen, dat ze voor de inval in Polen in 1939 sloten. Er zijn drie fronten. Eén gericht op de Baltische staten in het noorden, een tweede dat richting Moskou trekt en een derde dat de Oekraïne en het zuiden van Rusland aanvalt.

De Duitse inval verrast de Sovjet-leiding. Stalin, de dictator van het land, gelooft niet dat Duitsland al genoeg voorbereid is op een oorlog. Zelf is hij dat ook niet. Hierdoor kunnen de Duitse troepen zonder veel tegenstand oprukken. Hitler hoopt de oorlog snel te winnen, want de strategische positie en de graan- en olievoorraden van de Sovjet-Unie zijn onmisbaar als Duitsland Europa in zijn greep wil houden.

Tijdens de opmars sneuvelen de eerste negen maanden een miljoen Duitse soldaten. Duitsland voert een vernietigingsoorlog tegen de Sovjet-Unie. Het is het grootste communistische land ter wereld en de nazi’s zien communisten, naast de Joden, als hun grootste vijand. De nazi’s vinden de Russen en de volken in het Aziatische deel van de Sovjet-Unie ook minderwaardige mensen. Ze moeten plaatsmaken voor Duitse kolonisten. Daarom behandelt het Duitse leger de bevolking en de gevangen genomen soldaten onmenselijk. Miljoenen mensen sterven door honger, ziekte en executies.

Hitlers eerste militaire actie: Duitse troepen bezetten het Rijnland

7 maart 1936 Duitsland

Duitse troepen bezetten op de ochtend van 7 maart 1936 het Rijnland. Dit is een deel van Duitsland dat aan Frankrijk grenst. Volgens het Verdrag van Versailles mag Duitsland er geen leger hebben staan.  

Hitler neemt een groot risico, want hij weet niet hoe de geallieerden zullen reageren. Hij zet maar 3.000 soldaten in. Om zijn troepenmacht groter te doen lijken, marcheren er ook politieagenten mee. Iedereen heeft de opdracht om zich terug te trekken als het buitenland ingrijpt.

Dit gebeurt niet. Het buitenland neemt bijna geen tegenmaatregelen. Duitslands oude vijanden, Frankrijk en Engeland zijn druk met problemen in hun eigen land en ze zijn bang voor een nieuwe oorlog. Ook vinden sommigen dat Duitsland het Rijnland weer mag terughebben. Het gebied is altijd Duits geweest tot na de Eerste Wereldoorlog en ook Hitlers voorgangers wilden het al terughebben.

Hitlers gok pakt goed uit voor hem. Het geeft hem de moed om te proberen ongestraft andere internationale afspraken te breken. Door het Rijnland te bezetten heeft hij bovendien een strategisch voordeel van Frankrijk weggenomen en dat komt goed van pas bij een nieuwe oorlog. Hij kan zijn leger nu weer aan de Franse grens opstellen. In Duitsland groeit zijn populariteit, omdat hij deze ‘schandvlek’ van het Verdrag van Versailles heeft uitgewist. Duitsland telt weer mee.

De oude schuilplaats wordt een museum: het Anne Frank Huis

3 mei 1960 Amsterdam

Op 3 mei 1960 opent het Achterhuis aan de Prinsengracht 263 zijn deuren voor het publiek. Het gebouw is nog niet helemaal gerestaureerd, maar het Achterhuis kan al wel bezocht worden. In het voorhuis van het gebouw komt ruimte voor tentoonstellingen en documentatie.

Het Achterhuis is op verzoek van Otto leeg gehouden. Het is na de arrestatie van de onderduikers door de bezetter leeggehaald en hij wil het zo laten.

Otto Frank zegt tijdens de opening: "Ik vraag vergiffenis als ik hier in dit huis niet meer tot u spreek. U zult begrijpen dat de gedachte aan alles dat hier gebeurd is, mij te machtig is. Ik kan alleen u allen danken voor de interesse, dat u door uw komst hier toont. En ik hoop, dat u ook in de toekomst het werk van de Anne Frank Stichting en van het Internationale Jeugdcentrum moreel en in elk ander opzicht zult steunen.”

Annes wens komt uit: Het Achterhuis verschijnt in boekvorm

25 juni 1947 Amsterdam

Op 25 juni 1947 komt de wens van Anne uit. Op die dag verschijnt in Nederland Het Achterhuis. Dagboekbrieven van 14 juni 1942 - 1 augustus 1944. Van de eerste oplage worden 3.000 exemplaren gedrukt.

Anne Frank: “Stel je voor hoe interessant het zou zijn als ik een roman van het Achterhuis uit zou geven. Aan de titel alleen zouden de mensen denken, dat het een detectiveroman was.” 

Het boek krijgt in Nederland lovende kritieken. De eerste Nederlandse druk is dan ook al snel uitverkocht. Al na een half jaar, in december 1947, verschijnt de tweede druk.

De onderduikers zijn ontdekt: Ze worden gearresteerd en gevangen gezet

4 augustus 1944 Amsterdam

In de ochtend van 4 augustus 1944 helpt Otto Frank Peter van Pels met zijn taallessen. Edith is op haar kamer. Dan verschijnen er rechercheurs bij het pand Prinsengracht 263 in Amsterdam. Ze gaan naar het kantoor op de eerste verdieping waar de helpers van de onderduikers werken. De rechercheurs ondervragen Victor Kugler en doorzoeken in zijn bijzijn het gebouw. Ze komen uit bij de ruimte met de draaibare boekenkast en ontdekken de schuilplaats met de onderduikers.

De onderduikers worden samen met helpers Jo Kleiman en Victor Kugler naar de SD-gevangenis aan de Euterpestraat gebracht. Ze worden één voor één verhoord om erachter te komen of ze nog andere adressen weten waar onderduikers zitten. Jo en Victor zwijgen. Otto Frank antwoordt dat zij door de 25 maanden in het achterhuis elk contact met vrienden en kennissen verloren hebben en dus niets weten.

Daarna worden de onderduikers en helpers gescheiden. Johannes Kleiman en Victor Kugler worden naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg gebracht, de acht onderduikers naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. De helpers Miep Gies en Bep Voskuijl zijn niet gearresteerd. Na een tijdje gaan ze de lege schuilplaats in. Hier vinden ze Anne’s dagboekpapieren. Deze zijn achtergebleven na de arrestatie. Miep bewaart het dagboek tot na de oorlog.

Anne en Margot sterven, ziek en uitgeput, in concentratiekamp Bergen-Belsen

februari 1945 Bergen-Belsen

‘Op een dag waren ze er gewoon niet meer.’

Anne en haar zus Margot worden eind 1944 in een overvolle trein naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gebracht. Hun moeder Edith blijft achter in Auschwitz.

Anne Frank komt in Bergen-Belsen kinderen tegen die ze nog uit Amsterdam kent. Ze spreekt bijvoorbeeld nog met Nanette Blitz en Hanneli Goslar, met wie ze op school heeft gezeten. 

In de winter van 1944–1945 verslechtert de situatie in Bergen-Belsen ernstig. Er is weinig eten en het is er vuil en vol met ongedierte. Veel gevangenen worden ziek. Margot en Anne Frank krijgen vlektyfus en in februari 1945 sterven ze. Over hun laatste dagen is niets bekend.

Otto keert terug naar Amsterdam

3 juni 1945 Amsterdam

Op 21 mei 1945 vertrekt Otto met het schip “Monowai” vanuit de Oekraïense havenstad Odessa. Zes dagen later komt hij aan in de haven van Marseille. Hij reist vrijwel meteen door naar Amsterdam en belt op 3 juni ‘s avonds aan bij helpers Jan en Miep Gies. Jo Kleiman en zijn vrouw en Fritz Pfeffers verloofde komen meteen langs. Ook de andere helpers hebben de oorlog overleefd.

Otto weet dat Edith overleden is, maar over het lot van Anne en Margot weet hij nog niets. Hij gaat dagelijks naar het Centraal Station met de hoop om ze tussen de reizigers die terugkomen uit de concentratiekampen op te vangen en plaatst een oproep in de krant om nieuws over hen te krijgen. Hij wordt ook weer betrokken bij de bedrijven Opekta en Pectacon.

Anne krijgt een dagboek

12 juni 1942 Amsterdam

Voor haar dertiende verjaardag krijgt Anne Frank een dagboek cadeau. ‘Misschien wel een van mijn fijnste cadeaus…’ schrijft ze over het roodgeruite boekje. Een verrassing is het niet, want Anne had het zelf uitgezocht…

Op het voorblad schrijft ze: “Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun voor me zult zijn. Anne Frank. 12 Juni 1942.”

Twee dagen later gaat ze verder. Ze schrijft over wat ze meemaakt en met wie, haar verjaardagsfeestje, haar cadeaus, haar vriendinnen, haar verliefdheid, haar familiegeschiedenis en haar schoolklas. 

Fritz Pfeffer vlucht uit Duitsland naar Nederland

9 december 1938 Amsterdam

Fritz Pfeffer is tandarts in Berlijn. Hij is verloofd met Charlotte Kaletta. Zij is katholiek. Hij kan niet met haar trouwen, omdat de Duitse rassenwetten huwelijken tussen Joden en niet-Joden verbieden.

In november 1938 worden tijdens Kristallnacht in heel Duitsland Joden mishandeld en gearresteerd. Ook worden synagogen in brand gestoken en winkels en andere bezittingen van Joden vernield. Voor Fritz is dit het moment om uit Duitsland te vluchten. Zijn zoontje Werner stuurt hij op 1 december per schip naar zijn broer in Engeland. Zelf vlucht Fritz naar Nederland. Charlotte volgt hem drie weken later.

In Nederland kan het koppel ook niet trouwen, omdat Nederland door een oud verdrag de Duitse wet hierin volgt. Fritz wil in België trouwen, maar daar kan hij niet heen omdat zijn paspoort is verlopen. Uiteindelijk wil hij naar Chili om daar als paardenfokker te werken. Fritz is namelijk een groot liefhebber van paarden.

Door de oorlog mislukken deze plannen.In 1942 duikt Fritz onder in het Achterhuis, waar hij de kamergenoot van Anne Frank wordt.

Duitsland bombardeert Rotterdam. Nederland geeft zich over

14 mei 1940 Rotterdam

Rotterdam is een belangrijk doelwit tijdens de Duitse aanval op 10 mei 1940. Parachutisten en soldaten die op het water zijn geland proberen alle bruggen te veroveren.
Het Nederlandse leger vecht fel terug en het lukt de Duitsers niet de stad in te nemen. De Duitse generaal Schmidt geeft de Nederlandse bevelhebber daarom op 14 mei een ultimatum: als Rotterdam zich niet diezelfde middag overgeeft, zal de stad gebombardeerd worden.

De onderhandelaars in Rotterdam weten niet dat de legerleiding in Berlijn andere plannen heeft. Luftwaffe-leider Hermann Göring wil met een zwaar bombardement op burgerdoelen heel Nederland tot overgave dwingen. Nog voor het ultimatum afloopt, verschijnen de Duitse vliegtuigen die hun bommen boven het stadscentrum afwerpen. Als de rook optrekt zijn bijna 80.000 mensen dakloos en ongeveer 850 mensen dood.

Duitsland dreigt Utrecht ook te bombarderen. Nederland heeft geen andere keus dan zich overgeven. In een schoolgebouw ten zuiden van Rotterdam tekent de Nederlandse generaal Winkelman op 15 mei de capitulatieovereenkomst. Hiermee geeft Nederland zich officieel over.

De nederlaag komt hard aan bij de Nederlandse militairen en burgers. Tegelijkertijd zijn veel Nederlanders ook opgelucht dat de spanning voorbij is. Voor veel Joodse Nederlanders liggen de zaken anders. Ze kennen de slechte verhalen over de nazi’s. Nu komen die ook naar Nederland en daar zijn ze bang voor. In de maanden na de inval plegen honderden Joden zelfmoord.

De Nederlandse overheid stelt het persoonsbewijs verplicht

1 april 1941 Nederland

Vanaf april 1941 moet iedere Nederlander van 15 jaar en ouder een Persoonsbewijs hebben. Dit legitimatiebewijs heeft een pasfoto en een vingerafdruk van de drager en een uniek nummer. Bij Joden worden later grote letters ‘J’ in het document gestempeld, zodat zij als Jood herkenbaar zijn. Vanaf 1 januari 1942 moet iedereen het bij zich dragen.

Voor de Duitse bezetter en de Nederlandse politie is het persoonsbewijs een belangrijk hulpmiddel bij het opsporen van Joden, verzetsmensen en mensen die de verplichte tewerkstelling willen ontlopen. Het is ontwikkeld door de Nederlandse ambtenaar Jacob Lentz. Hij zet ook de bevolkingsadministratie en de registratie van Joden op.

Door het gebruik van speciale inkt, zegels, lijm en papier met een watermerk is het bijna onmogelijk het Persoonsbewijs te vervalsen. Daarnaast kan het unieke nummer van het Persoonsbewijs worden gebruikt om de gegevens te vergelijken met de plaatselijke of landelijke overheidsadministratie.

Zo kan een politieagent zelfs een vrijwel perfecte vervalsing bij grondige controle toch ontdekken. Vervalsen kan alleen als er van een niet bestaand persoon gegevens worden opgeslagen in de centrale administratie. Dan kan er met die gegevens een nieuw persoonsbewijs worden gemaakt. Daarvoor is de medewerking van betrouwbare ambtenaren nodig.

Het perfectionisme van Lentz heeft veel van zijn landgenoten het leven gekost en in grote problemen gebracht.

De laatste maanden in Frankfurt

10 maart 1933 Frankfurt am Main

Anne, Edith en Margot Frank in een pasfotohokje met een weegschaal in warenhuis Tietz in Frankfurt. Dit is een van de weinige foto’s die er uit die tijd bewaard zijn gebleven.

In maart 1933 verhuizen ze naar het huis van hun oma Alice Frank in Frankfurt, bij wie Otto en Edith na hun huwelijk ook hebben gewoond.

Otto begint Opekta in Nederland

4 juli 1933 Nederland

In augustus 1933 verhuist Otto naar Amsterdam. Hij is dan al regelmatig in Nederland geweest voor zijn bedrijf Opekta. Dat is de Nederlandse vestiging van een Duitse firma. Opekta is een middel om jam mee te maken. Het wordt verkocht in de winkel. Opekta maakt veel reclame in Duitsland en Otto neemt die reclame over in Nederland. De eerste Opekta-advertenties staan in Limburgse kranten.

Het bedrijf gaat in juli 1933 van start. Eind september staat hij met Opekta op een beurs in Rotterdam, waar moderne bedrijven hun producten laten zien aan het algemene publiek. Er volgen nog vele demonstraties voor huisvrouwen in Nederland.

Anne Frank op de kleuterschool

9 april 1934 Amsterdam

Op 9 april 1934 gaat Anne Frank naar de kleuterschool bij de Zesde Montessorischool in Amsterdam. De school is een paar straten van haar huis vandaan. Ze blijft op de basisschool tot 1941.

Eichmann valt de Joodse Gemeente in Wenen binnen

18 maart 1938 Wenen

Op 18 maart 1938 doet de SS-er Adolf Eichmann met een groep nazi’s een inval bij de Joodse Gemeente in Wenen. Ze doorzoeken het gebouw en arresteren de bestuursleden. Die worden in het concentratiekamp Dachau gevangen gezet. De Joodse Gemeente wordt door de nazi’s opgeheven.

Later haalt Eichmann de directeur Josef Löwenherz terug uit gevangenschap en opent de Gemeente opnieuw. Eichmann wil hem namelijk samen met zijn organisatie gebruiken om Joden uit Oostenrijk te laten vertrekken.

Löwenherz is al lang betrokken bij de emigratie van Joden naar Palestina en hij heeft internationale contacten. Ook andere Joodse organisaties worden gedwongen eraan mee te werken.

Dit is het begin van de “Zentralstelle für jüdische Auswanderung” (Centrum voor Joodse emigratie). Ondanks de neutrale naam is het een organisatie van de SS (Schutzstaffel, de gewapende afdeling van de nazi-partij). Het doel ervan is om Joden zo snel mogelijk het land uit te krijgen en daarbij hun geld af te nemen. Met het geld van welgestelde Joden worden de kosten voor arme Joden betaald. Het lukt zo goed, dat de SS deze centra ook in Berlijn en Praag opent.

Ook Eichmanns idee om Joodse organisaties in te schakelen bij de nazipolitiek wordt op andere plaatsen overgenomen in de vorm van Joodse raden. Hij maakt sluw misbruik van de hoop dat Joden zich zelf kunnen redden.

Inwijding van de Liberaal Joodse Synagoge in Amsterdam

6 juni 1937 Amsterdam

De Liberaal Joodse Gemeente bestaat in Amsterdam sinds 1931. Er komen veel leden bij door de komst van Duits-Joodse vluchtelingen. Daarom moet er een ruimte voor diensten worden gezocht. Vanaf 1937 wordt de tempel van de Theosofische Vereniging gehuurd en gebruikt als synagoge. Bij de inwijding is onder andere Heinrich Stern aanwezig, de voorzitter van de Liberale Joden in Duitsland. 

Ook Otto Frank is liberaal Joods en hij is bij de oprichting van de synagoge betrokken.

Otto Frank op een jeugdconferentie in het Anne Frank Huis

juli 1968 Amsterdam

Vanaf 1963 komen iedere zomer jongeren uit de hele wereld naar het Anne Frank Huis voor internationale zomerconferenties over emancipatie, godsdienst, en mensenrechten.

Het Internationaal Jeugdcentrum wordt enthousiast geleid door de pedagoog en psycholoog Henri van Praag, een kennis van Otto Frank. Er worden in de jaren zestig lezingen en cursussen gegeven.

Zo houdt rabbijn Yehuda Aschkenasy, een overlevende van Auschwitz, bijeenkomsten om begrip tussen joden en christenen te bevorderen. Priesters, dominees, rabbijnen, maar ook gewone gelovigen komen erop af.

Het Anne Frank Huis wordt in de jaren zestig ook gebruikt voor avonden over literatuur, poëzie en klassieke muziek. De uitvoerenden bij de muziekavonden zijn veelal jongeren van het conservatorium.

In de tweede helft van de jaren zestig komt er plaats voor maatschappijkritiek. Met fototentoonstellingen en andere middelen worden bijvoorbeeld de oorlog in Vietnam en de apartheid in Zuid-Afrika aan de kaak gesteld.

Johannes Kleiman met bezoekers in het Achterhuis

1955 Amsterdam

Nadat Otto Frank in 1952 naar Zwitserland is verhuisd, wordt Johannes Kleiman weer directeur van Opekta. In 1955 verhuizen Opekta en Gies & Co naar andere panden in de stad. Er zijn dan al mensen die het achterhuis willen bezoeken waar Anne Frank ondergedoken was. Ze komen uit verschillende delen van de wereld.
Als het nodig is, keert Kleiman terug naar het lege pand aan de Prinsengracht om bezoekers een rondleiding door de schuilplaats te geven.

Otto overlijdt

19 augustus 1980 Bazel

Otto Frank overlijdt op 91-jarige leeftijd in Basel op 19 augustus 1980. Zijn overlijden krijgt internationale aandacht. Zijn weduwe Fritzi Frank-Markowitz ontvangt honderden condoleancebrieven. De Nederlandse rabbijn Avraham Soetendorp leidt de uitvaartdienst.
Annes dagboeken en andere geschriften worden overgedragen aan de Nederlandse staat en worden door het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) beheerd. Het auteursrecht van Anne Franks geschriften gaat naar het Anne Frank Fonds in Basel, Zwitserland.

Dolle Dinsdag: Duitse militairen en collaborateurs slaan op de vlucht

5 september 1944 Nederland

In een tuin van een huis in Amsterdam, tussen de Keizersgracht en de Kerkstraat, hebben Duitse militairen hun wapens laten liggen. Net als veel andere Duitse soldaten zijn ze op dinsdag 5 september 1944 halsoverkop op de vlucht geslagen. Ze hebben gehoord dat de geallieerden in Zuid-Nederland de grens zijn overgestoken en snel naar het noorden van Nederland oprukken. Het leger dat in Amsterdam achterblijft vernielt in een paar dagen met explosieven de havens van Amsterdam en Rotterdam.

Uit angst voor vergelding durven ook veel collaborateurs niet meer in Nederland te blijven. Ze vertrekken op dezelfde dag naar het oosten van Nederland of Duitsland.

De Duitse bezetter besluit Concentratiekamp Vught te ontruimen en stuurt 2.800 mannen naar Sachsenhausen en 650 vrouwen naar Ravensbrück, twee concentratiekampen in Duitsland. Ongeveer de helft sterft hier uiteindelijk.

Veel Nederlanders gaan de straat op en hangen de vlag uit. Maar het bericht van de komst van de geallieerde legers is niet waar. Ze zijn nog maar een paar dagen in België en pas een week later worden de eerste plaatsen in Nederland bevrijd.

Deze dag wordt al snel “Dolle Dinsdag” genoemd.

De familie Van Pels duikt onder

13 juli 1942 Amsterdam

Een week nadat de familie Frank is ondergedoken komen Hermann en Auguste van Pels en hun zoon Peter erbij in de onderduikplaats. Ze krijgen twee kamers op de tweede verdieping van het Achterhuis. Ze hebben weinig privacy. De kamer van Hermann en Auguste wordt ook gebruikt als keuken en eetkamer. In de kamer van Peter staat een trap naar de zolder. Daar wordt eten bewaard.

Hermann en Otto hebben samen met hun collega’s Victor Kugler en Johannes Kleiman de schuilplaats voorbereid. In de kamer van Hermann en Auguste was eerst een laboratorium om recepten uit te proberen. De spullen daarvoor staan nu in de kantoorkeuken onder de kamer van Anne en Margot.

Peter neemt zijn fiets mee en hangt hem op aan het plafond van zijn kamer.

Februaristaking

25 en 26 februari 1941 Amsterdam

Als protest tegen de razzia op Joodse mannen een paar dagen eerder organiseert de plaatselijke afdeling van de CPN (Communistische Partij van Nederland) op 25 februari 1941 een staking, die twee dagen moet duren. De actie begint met het stilleggen van het tramvervoer in Amsterdam. De trams rijden niet en daardoor merken veel Amsterdammers dat er iets aan de hand is. Daarna wordt ook in plaatsen in de wijde omgeving gestaakt.

De Duitsers zijn verrast door de protesten en reageren met grof geweld. Ze schieten op stakers en er vallen doden en gewonden. Er worden stakers gearresteerd. De steden waar gestaakt wordt krijgen hoge boetes van de bezetter.

In Amsterdam en Zaandam worden de burgemeesters vervangen en Amsterdam krijgt een Duitsgezinde politiecommissaris.

Otto voor het eerst in Amsterdam

1 januari 1923 Amsterdam

Van 1923 tot 1929 heeft Otto met zijn broer Herbert en zwager Erich Elias een bankfiliaal in Amsterdam met de naam M. Frank en Zonen. Ze vestigen hem in het centrum van de stad. Door de economische problemen in Duitsland richten veel Duitse banken een vestiging op in Amsterdam. Als dit verbetert, worden veel ervan weer opgeheven, net als die van de Franks.

Johannes Kleiman regelt alle lopende zaken en bespreekt dit met de directie. Kleiman wordt later betrokken bij Opekta en de oprichting van Pectacon.

Margot Frank wordt geboren

16 februari 1926 Frankfurt am Main

Op 16 februari 1926, om 03:15 wordt de eerste dochter van Edith en Otto Frank geboren: Margot Betti Frank. Margot is met haar tweede naam Betti vernoemd naar haar oma Alice Betty en naar Bettina, het jong gestorven zusje van haar moeder Edith.

Otto Frank en Edith Holländer trouwen

12 mei 1925 Aken

Op 8 mei 1925 trouwen Otto Frank en Edith Holländer op het stadhuis van Aken. Ze hebben elkaar een paar jaar eerder leren kennen bij de verloving van Otto’s broer Herbert met een vriendin van Edith in Aken.

Op 12 mei, Otto’s zesendertigste verjaardag, is de inzegening van hun huwelijk in de synagoge van Aken. ’s Avonds is er een groots banket voor alle gasten. Na de bruiloft gaan Otto en Edith op huwelijksreis naar San Remo in Italië.

De eerste anderhalf jaar van hun huwelijk wonen ze bij Otto’s moeder Alice Frank-Stern in Frankfurt am Main.

Het Duitse leger zet gifgas in tegen Franse troepen

22 april 1915 Ieper

Tijdens de Eerste Wereldoorlog doen de strijdende partijen er alles aan om te winnen. Het Duitse leger is het eerste dat dodelijk gifgas inzet op het slagveld in België.

Op 22 april 1915 zien Franse troepen een geelgroene wolk chloorgas op zich afkomen. Binnen tien minuten stikken duizenden soldaten. Met de aanval schenden de Duitsers internationale afspraken, die het gebruik van gifgas verbieden. Hierna gaan ook de Fransen en Engelsen gifgas gebruiken.

De Verenigde Staten verklaren Duitsland de oorlog

6 april 1917 Washington

Op 6 april 1917 verklaart de Amerikaanse president Woodrow Wilson de oorlog aan Duitsland. Tot die dag zijn de Verenigde Staten neutraal. De oorlogsverklaring is een reactie op de duikbootoorlog die Duitsland sinds januari 1917 voert.

Duitsland wil alle schepen die naar het Verenigd Koninkrijk varen tot zinken brengen. Ook passagiersschepen en neutrale Amerikaanse schepen. Ze kunnen namelijk hulp - van voedsel tot soldaten - voor de tegenstanders van Duitsland vervoeren. Duitsland weet dat de Verenigde Staten hierop zullen reageren, maar denkt dat de Amerikanen zo lang bezig zijn hun leger voor te bereiden, dat de Britten ondertussen moeten stoppen met de oorlog. Maar Duitsland vergist zich.

Een andere reden voor de Amerikaanse oorlogsverklaring is de onderschepping van het zogeheten “Zimmermann-telegram”. Duitsland belooft hierin aan Mexico financiële steun en Amerikaans grondgebied als het de Verenigde Staten aanvalt. Mexico gaat hier niet op in. Dit is een geheim bericht. Het wordt ontcijferd door de Engelse geheime dienst en de Amerikanen zijn hier heel kwaad over.

Amerika stuurt in 1917 meer dan een miljoen soldaten naar Frankrijk. Pas na een jaar vechten ze op grote schaal mee met de geallieerden.

Hongersnood in Duitsland

1917-1919 Berlijn

Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog heerst er grote honger in Duitsland. Mensen proberen wanhopig aan eten te komen. Bijvoorbeeld in Berlijn, waar hongerige vrouwen en kinderen een paard op straat in stukken snijden. Het dier is gedood tijdens gevechten tussen regeringstroepen en opstandelingen. Hoewel er wordt geschoten op straat, storten de uitgehongerde vrouwen en kinderen zich op het paard.

Tijdens de vier oorlogsjaren hebben de vijanden van Duitsland alle transporten tegengehouden met een zeeblokkade. Daardoor is er een groot voedseltekort in Duitsland ontstaan. Pas vanaf maart 1919 wordt er weer voedsel geleverd aan Duitsland.

Mislukte staatsgreep in Duitsland

13 maart 1920 Duitsland

De Kapp Putsch is een staatsgreep door rechtse militairen in Berlijn. Ze werpen de democratisch gekozen regering omver en vervangen deze door een autoritaire leiding, een leiding die alles voor het zeggen heeft, zonder dat de bevolking ze heeft gekozen. De regering vlucht naar de Duitse stad Stuttgart. Zes dagen lang hebben de coupplegers de macht in Berlijn, maar ze weten niet wat ze met hun macht moeten doen en ze krijgen geen steun van de bevolking. Er breekt al snel een grote staking uit, die de hele stad platlegt. Dan geven de coupplegers op. De regering keert terug en doet weinig om ze te straffen.

In Duitsland worden meer pogingen gedaan om de democratisch gekozen regering af te zetten. Een jaar later, in maart 1921, proberen communisten met aanslagen en stakingen een arbeidersopstand te beginnen. Na twee weken heeft de regering de opstand de kop ingedrukt.

Huurstaking in Berlijn

1 september 1932 Berlijn

De bezuinigingen van de regering zorgen voor grote armoede onder de Duitsers. In Berlijn stoppen arbeiders gezamenlijk met het betalen van huur. Ze protesteren daarmee tegen de hoge huren en de slechte staat van hun huizen.

Het centrum van de huurstaking is de Köpenickerstraat. Op de muur in het midden is de leus ‘Eerst eten, dan de huur’ geschilderd. Aan de ramen hangen vlaggen van de communistische partij en de nazipartij. Beide partijen spreken de arbeiders aan omdat ze beloven de problemen van de armoede op hun manier op te lossen.

Het IJzeren Front demonstreert tegen de nazi’s

1 maart 1932 Berlijn

Het IJzeren Front is een samenwerkingsverband van de Sociaaldemocratische Partij (SPD), vakbonden en andere sociaal-democratische organisaties. Op 16 december 1931 richten zij het gewapende IJzeren Front op. De SPD is een voorstander van de republiek en wordt door de communisten en de nazi’s bestreden. Door het toenemende geweld van die partijen vindt deze partij en zijn bondgenoten het nodig om ook zelf de strijd aan te gaan. Hun logo is een afbeelding van drie pijlen die links naar omlaag wijzen.

De machtigingswet: nog meer macht voor Hitler

23 maart 1933 Berlijn

Op 23 maart 1933 stemt het Duitse parlement met een grote meerderheid voor de ‘machtigingswet’. Hiermee kan Hitler vier jaar lang wetten maken zonder inmenging van de rijkspresident of het parlement.

Hitler geeft in zijn toespraak op 23 maart de aanwezigen de keus tussen ‘oorlog en vrede’. Het is een verkapt dreigement om tegenstemmers te bang te maken. Met 444 stemmen voor en 94 tegen neemt het parlement de machtigingswet aan. Alleen de sociaal-democraten stemmen tegen. Er is geen sprake van een democratische stemming. Het parlementsgebouw is omsingeld door mannen van de SA en de SS, de gewapende afdelingen van de NSDAP. De communistische partij is afwezig, omdat haar leden gearresteerd of op de vlucht zijn. Ook 26 sociaaldemocratische politici stemmen daarom niet mee.

Door deze wet kan Hitler voortaan als een dictator over Duitsland heersen.

Duitsland is een éénpartijstaat

1 december 1933 Duitsland

Op 1 december 1933 neemt de Duitse regering een wet aan waarin staat dat de NSDAP en de Duitse staat onlosmakelijk verbonden zijn. Dit betekent dat de overheid de nazipartij moet ondersteunen en dat de partij buiten de overheid om ook zelf macht heeft. De NSDAP kan bijvoorbeeld nu zelf mensen arresteren.

De wet is een officiële bevestiging van een situatie die al langer bestaat. In de voorgaande maanden hebben de nazi’s afgerekend met de andere politieke partijen in Duitsland. De communistische en de sociaal-democratische partij zijn verboden. Andere partijen hebben zichzelf opgeheven.

Door een wet van 14 juli 1933 is de NSDAP de enige politieke partij in Duitsland en mogen er geen nieuwe politieke partijen meer worden opgericht. Op 12 november 1933 zijn er nieuwe verkiezingen voor het parlement. Dan kan er maar op één partij worden gestemd: de NSDAP, waarvan Hitler de leider is.

Fabrieksarbeiders oefenen met gasmaskers

13 september 1933 Brandenburg, Duitsland

De regering vindt dat de Duitsers zich op een oorlog moeten voorbereiden, ook al is er geen enkele aanwijzing dat Duitsland wordt bedreigd. Toch moet de bevolking leren wat ze moet doen als er een vijandelijke aanval met gifgas is.

Duitse Luftwaffe bombardeert Guernica

26 april 1937 Guernica

Op 26 april 1937 bombarderen Duitse bommenwerpers van het Condor Legioen, samen met de Italiaanse luchtmacht, het Spaanse stadje Guernica. Er worden honderden burgers gedood en een groot deel van de stad wordt vernietigd. Het bombardement maakt wereldwijd grote indruk.

In Spanje is sinds 17 juli 1936 een burgeroorlog aan de gang. Op die dag begint een een groep nationalistische legerofficieren, onder wie de latere dictator Francisco Franco, een staatsgreep tegen de zittende republikeinse regering. De coupplegers worden gesteund door rechtse en conservatieve groeperingen. Linkse partijen als de communisten en anarchisten kiezen de kant van de regering.

De twee kampen krijgen ook steun vanuit het buitenland. De republikeinen krijgen steun van mensen uit Europa en Amerika en wapens en personeel van de Sovjet-Unie. De coupplegers krijgen steun van fascistisch Italië en nazi-Duitsland. Na drie jaar, op 1 april 1939, eindigt de strijd met een overwinning voor Franco.

Het bombardement op Guernica is de eerste inzet van het moderne Duitse leger. Het Condor Legioen wordt groots onthaald in Hamburg en Berlijn als het na Franco’s overwinning in mei 1939 in Duitsland terugkeert.

De Anschluss: Duitsland bezet Oostenrijk

15 maart 1938 Wenen

Op de ochtend van 12 maart 1938 trekt het Duitse leger Oostenrijk binnen. Het wordt niet tegengehouden. Hitler komt later die dag. Hij bezoekt zijn geboorteplaats en het graf van zijn ouders. Drie dagen later, op 15 maart, houdt hij in Wenen een toespraak en verklaart hij officieel dat Oostenrijk bij het Duitse Rijk wordt gevoegd: deAnschluss. Oostenrijk is nu een Duitse provincie: de Ostmark. Hitler benoemt Arthur Seyss-Inquart als gouverneur.

Veel Duitsers en Oostenrijkers zijn net zo enthousiast als Hitler. Ze willen al heel lang dat de landen worden samengevoegd.

Op 10 april organiseren de nazi’s een referendum. Hiermee willen ze hun militaire actie legitimeren. Meer dan 99% van de Oostenrijkse bevolking stemt voor aansluiting bij Duitsland. Dit getal is ongetwijfeld zo hoog omdat de stemming niet anoniem was. Tegenstanders durfden niet tegen te stemmen.

De nazi’s in Oostenrijk kunnen door de machtsovername hun antisemitisme nu openlijk tonen. Ze bezoeken Joden thuis, slaan hun meubels stuk en beroven ze. In Wenen dwingen nazi’s Joden om pro-Oostenrijkse leuzen van de straten te schrobben. Veel Joden proberen te vluchten. Anderen plegen zelfmoord. In twee weken tijd beëindigen meer dan 200 Weense Joden hun leven.

Het verdrag van München

30 september 1938 München

Op 30 september 1938 keert de Britse premier Neville Chamberlain terug van een conferentie in München. Hij heeft samen met Frankrijk en Italië een verdrag met Hitler gesloten. Daarin staat dat Hitler Sudetenland, het overwegend Duitstalige deel van Tsjechoslowakije, bij het Duitse Rijk mag voegen. In ruil daarvoor ziet Hitler er vanaf Tsjechoslowakije helemaal in te nemen.

Later die dag houdt Chamberlain een toespraak waarin hij zegt: ‘Een Britse premier is uit Duitsland teruggekeerd en hij brengt een eervolle vrede. Ik geloof dat het nu vrede is in onze tijd.’ Hij denkt dat een oorlog tussen Duitsland en Groot-Brittannië voorkomen is. Maar veel mensen geloven daar niet in. Het Verdrag van München staat symbool voor een politiek van toegeven en verzoenen (appeasement). In hun pogingen oorlog te voorkomen, gaan de Britten en de Fransen keer op keer mee in de eisen van Hitler.

Boycot van Joodse winkels

1 april 1933 Duitsland

Op 1 april 1933 organiseert het naziregime een boycot van Joodse goederen. SA-mannen stellen zich op voor winkels van Joodse eigenaren. Ze schilderen de Davidster op etalages, hinderen klanten die de winkels binnen willen gaan en dragen borden met anti-Joodse leuzen.

De boycot is een tegenreactie op een oproep van Joodse organisaties in de Verenigde Staten om Duitse producten te boycotten. Zij willen hiermee protesteren tegen de mishandeling en discriminatie van Joden in Duitsland.

De boycot in Duitsland is geen groot succes. Veel Duitsers halen hun schouders erover op en de buitenlandse pers veroordeelt de actie. Toch is het een belangrijk moment in de ontwikkeling van anti-Joodse maatregelen. Het laat voor het eerst duidelijk zien dat de nazi’s de Joden het leven onmogelijk willen maken.

Rassenwetten van Neurenberg

15 september 1935 Neurenberg

Op 15 september 1935 voeren de nazi’s de Rassenwetten van Neurenberg in. Deze racistische wetten zijn gericht tegen de Joden in Duitsland, waardoor ze minder rechten krijgen dan andere inwoners van Duitsland.

In de wetten is vastgesteld wie Joods is en wie niet. Dit gaat op basis van afstamming. Als je drie of vier Joodse grootouders hebt, word je gezien als Joods. Joden gelden niet langer als staatsburgers en kunnen daarom geen aanspraak maken op bepaalde burgerrechten, mogen niet meer stemmen en kunnen niet voor de overheid werken.

Een ander onderdeel is de ‘Wet ter bescherming van het Duits bloed en de Duitse eer’. Deze verbiedt huwelijken tussen Joden en Duitsers. Daarnaast mogen Joden geen vrouwen van 45 jaar en jonger in dienst nemen in hun huishouden.

De omgang tussen Joden en niet-joden vinden de nazi’s afschuwelijk. In juli 1935 worden bijvoorbeeld Julius Wolff en zijn niet-joodse verloofde Christine Neemann door de SA in een optocht over straat in Norden meegenomen. Ze moeten borden meedragen met ‘Ich bin ein Rasseschänder’ (‘Ik onteer het ras’) en ‘Ik ben een Duits meisje en heb me door een Jood laten onteren’.

Christine wordt naar een concentratiekamp overgebracht en na een maand vrijgelaten. Julius wordt opgesloten in het concentratiekamp Esterwegen, maar wordt vrijgelaten en vlucht naar de Verenigde Staten.

De Gestapo zet Poolse Joden over de Poolse grens

27 oktober 1938 Duitsland

In oktober 1938 wil de Poolse overheid geen Joden meer binnenlaten zonder een geldig paspoort, als ze langer dan vijf jaar in Duitsland hebben gewoond. Veel Joden willen terug naar Polen door de anti-Joodse maatregelen in Duitsland. Om een paspoort te vernieuwen moeten ze een stempel halen op het Poolse consulaat, maar in veel gevallen krijgen ze die niet. Daardoor kunnen ze Duitsland niet meer uit.

Dat komt de nazi’s slecht uit. De nazi’s willen zo veel mogelijk Joden het land uit hebben en er wonen veel Poolse Joden in Duitsland. Daarom besluit Reinhard Heydrich, hoofd van de Gestapo, de Poolse Joden gewoon allemaal te verbannen. Hij laat ze onder dwang over de grens zetten.

De Poolse Joden worden met dreigementen en geweld gedwongen illegaal de grens met Polen over te steken. Hun bezittingen moeten ze achterlaten. De uitgezette mensen zijn van alle leeftijden. Sommigen zijn in Duitsland geboren en spreken geen Pools.

De Poolse autoriteiten weigeren ze echter te accepteren en daarom moeten de meesten van hen gedurende lange tijd in niemandsland wonen of in een kamp in het Poolse grensgebied. Er worden ongeveer 17.000 mensen op deze manier uitgezet.

Conferentie van Évian: geen plaats voor Joodse vluchtelingen

6 juli 1938 Évian-les-Bains

De Amerikaanse president Roosevelt organiseert op 6 juli 1938 een internationale conferentie over Joodse vluchtelingen uit Duitsland. In het Franse plaatsje Évian-les-Bains komen 32 landen samen. Aanwezig zijn onder andere de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Nederland, Australië, Zwitserland, Mexico en een aantal Zuid-Amerikaanse staten.

De meeste regeringsleiders zeggen dat ze met de Joodse vluchtelingen meeleven, maar ze willen niet meer vluchtelingen toelaten. Ze hebben al genoeg vluchtelingen opgenomen en zijn bang voor spanningen tussen de nieuwkomers en de eigen bevolking. Haiti en de Dominicaanse Republiek zijn als enige bereid tienduizenden vluchtelingen te accepteren, maar de Verenigde Staten staan het aanbod van Haïti niet toe. Uiteindelijk vinden in de twee landen enkele honderen Joden hun toevlucht.

De conferentie levert dus niets op voor de Joodse vluchtelingen.

Joodse vluchtelingen in Amsterdam

December 1938 Amsterdam

Na Kristallnacht in november 1938 vluchten veel Duitse Joden naar Nederland, maar Nederland laat ze bijna niet toe. De vluchtelingen die kunnen blijven, krijgen van een Joodse hulporganisatie voedsel en hulp bij het vinden van onderdak. Gewonde vluchtelingen worden in een Joods ziekenhuis verzorgd.

Film zonder geluid. De opnames zijn gemaakt voor het Amerikaanse newsreel 'The Refugee - Today and Tomorrow' ('March of Time'), dat een beeld geeft van de opvang van gevluchte Joden in verschillende Europese landen. December 1938.

Vluchtelingenschip geweigerd

27 mei 1939 Havana

Op 13 mei 1939 vertrekt het schip de St. Louis uit de haven van Hamburg met 937 Joden aan boord, bijna allemaal Duitsers. Ze willen naar Cuba en denken de goede papieren te hebben om toegelaten te worden. Het schip komt twee weken later, op 27 mei, aan in Havana, de hoofdstad van Cuba. Hier worden echter maar 28 passagiers toegelaten. De president van Cuba heeft namelijk de documenten van de anderen ongeldig verklaard. Slechts één man mag later nog het land in. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht na een mislukte zelfmoordpoging.

Het schip vaart verder naar de Verenigde Staten, maar dat land laat niemand toe. Na een maand vaart het schip terug naar Europa. De reis eindigt in Antwerpen. Nederland, België, Frankrijk en Groot-Brittannië willen na onderhandelingen ieder een kwart van de passagiers toelaten. Eindelijk kunnen de vluchtelingen aan land.

Duitsland en de Sovjet-Unie tekenen een niet-aanvalsverdrag

23 augustus 1939 Moskou

In de nacht van 23 op 24 augustus 1939 sluiten Duitsland en de Sovjet-Unie een niet-aanvalsverdrag. Het staat bekend als het Molotov-Ribbentroppact.

De landen spreken af dat ze elkaar niet zullen aanvallen, en verdelen alvast in het geheim de landen die tussen hen in liggen. Duitsland eigent zich West-Polen en een deel van Litouwen toe. De Sovjet-Unie zal Oost-Polen bezetten, de Baltische Staten en een deel van Finland.

Een week later valt Duitsland Polen binnen, twee weken daarna valt de Sovjet-Unie Polen aan in het Oosten.

Duitse inval in Denemarken en Noorwegen

9 april 1940 Denemarken - Noorwegen

Onder de codenaam ‘Operatie Weserübung’ valt nazi-Duitsland op 9 april 1940 Denemarken en Noorwegen aan. Nog diezelfde dag geeft Denemarken zich over en wordt het bezet. Dit geeft Duitsland een goede uitvalsbasis voor de strijd tegen Noorwegen. De Noren bieden twee maanden lang tegenstand, maar geven zich op 9 juni 1940 over. Frankrijk en Groot-Brittannië helpen Noorwegen, maar moeten zich terugtrekken als zij zelf worden aangevallen.

Op het moment van de Duitse aanval zijn Denemarken en Noorwegen neutraal. Toch valt Duitsland de landen aan omdat het bang is dat Groot-Brittannië en Frankrijk Noorwegen gaan bezetten. Met de aanval komt de toegang tot de Oostzee bij Denemarken in Duitse handen en kan er ongestoord Zweedse ijzererts naar Duitsland worden vervoerd. Zweden blijft neutraal.

De Slag om Engeland

1940 - 1941 Groot-Brittannië

Kort na de verovering van West-Europa valt Duitsland het Verenigd Koninkrijk aan. Dat moet via de lucht gebeuren omdat de Britse marine sterker is dan de Duitse. Duitsland begint in juli 1940 met luchtaanvallen op havens en schepen, vliegvelden en plaatsen langs de kust van Engeland. Hitler is van plan om Engeland met een leger binnen te vallen, maar dit blijkt onuitvoerbaar doordat de Duitse luchtmacht niet de overmacht krijgt op de Britse. Op 25 augustus 1940 bombardeert de Britse luchtmacht Berlijn. De tegenaanval richt niet veel schade aan, maar hij verandert wel de Duitse plannen.

Vanaf 7 september wordt Londen 57 dagen achter elkaar gebombardeerd en ook andere steden worden zwaar getroffen. De Duitse luchtaanvallen gaan door tot het najaar van 1941. Ze worden samen “The Blitz” genoemd, naar het Duitse woord voor bliksem.

De Slag om Engeland kost 27.450 burgers het leven en nog meer mensen raken gewond. Meer dan een miljoen huizen worden vernietigd. Maar het Verenigd Koninkrijk bezwijkt niet en Duitsland verliest de slag om Engeland.

Joodse kinderen op het laatste nippertje naar Engeland

14 mei 1940 IJmuiden

Op 14 mei 1940, om 19:50 uur, vaart een vrachtschip uit IJmuiden naar Engeland. Aan boord zijn 74 jonge Joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk, die ‘s middags uit Amsterdam zijn gekomen. Het schip meert op 19 mei aan in Liverpool en daar mogen de kinderen van boord. Ze blijven de hele oorlog in tehuizen of families in Engeland.

De kinderen verblijven voor ze naar Engeland gaan in pleeggezinnen en in het Burgerweeshuis aan de Kalverstraat in Amsterdam. Ze konden naar Nederland komen dankzij de hulp van de Nederlandse Truus Wijsmuller-Meijer.

In december 1938 spreekt ze Adolf Eichmann in Wenen. Die geeft haar toestemming om 600 kinderen uit Oostenrijk te laten vertrekken, als ze zelf voor alles betaalt. Dat is het begin van de zogenaamde “Kindertransporten”. Truus zorgt ervoor dat duizenden kinderen uit Duitsland en Oostenrijk naar veilige landen gaan.

Tijdens de bezetting blijft Truus Wijsmuller Joden helpen om het land uit te komen.

Het Duitse leger trekt Amsterdam binnen

15 mei 1940 Amsterdam

Op 15 mei 1940 rijden Duitse militairen Amsterdam binnen. Ze hebben tijdens de Duitse inval bij de Grebbeberg tegen het Nederlandse leger gevochten. De Duitse troepen worden bij Duivendrecht opgewacht door de loco-burgemeester Kropman van Amsterdam. Kropman spreekt tegenover Generaal Von Tiedemann de hoop uit dat de Joden door de Duitsers in Amsterdam met rust gelaten zullen worden. Von Tiedemann stelt de wethouder enigszins gerust: ‘Als de Joden ons niet willen zien, dan zien wij de Joden niet’.

Langs de route van de Duitse soldaten staan veel Nederlanders die enthousiast de Hitlergroet brengen. Als de Duitsers bij het stadhuis aankomen, worden ze opgewacht door een ambtenaar met een plattegrond van de stad.

Na dit bezoek rijden de troepen naar België. Daar is de Duitse aanval nog niet voorbij.

Nederland in het donker

1940 - 1945 Amsterdam

De Engelse luchtmacht voert vanaf het begin van de oorlog aanvallen uit op doelen in bezet gebied en Duitsland zelf. Havens en fabrieken leiden schade. Om ervoor te zorgen dat de piloten ‘s nachts hun weg niet kunnen vinden, moet heel Nederland tussen zonsondergang en zonsopgang verduisterd worden. Ramen moet worden zwart geschilderd of dichtgemaakt met zwart papier. Alle verlichting op straat moet uit.

De gemeente Amsterdam plaatst speciale lampen langs de weg zodat het verkeer zo min mogelijk gehinderd wordt. Stoepranden, balustrades en de randen van de kades langs de grachten worden wit geschilderd zodat ze in het donker beter zichtbaar zijn. Ook worden huisnummers met grote witte cijfers op de huizen geschilderd.

V = Victorie

Voorjaar 1941 Nederland

In het voorjaar van 1941 roept de BBC alle luisteraars in het bezette Europa op de letter V (‘V for Victory!’) op muren te schilderen. Daarmee kunnen ze hun afkeer van de Duitsers laten zien. V staat in Nederland voor Vrede en Vrijheid, en in het Frans voor Victoire (Overwinning). Ook Winston Churchill, de premier van Engeland, geeft vaak het V-teken met zijn wijs en middelvinger in een V.

De BBC neemt de V als herkenningsteken over door uitzendingen voor het bezette Europa te beginnen de morsecode van de letter: drie korte en een lange klank: pom-pom-pom-pommmm.

De Duitse bezetter legt de V andersom uit en gaat de V gebruiken als teken dat de Duitse strijd juist heel goed verloopt. Er komen spandoeken en affiches op straat met de tekst: ‘V=Victorie want Duitsland wint op alle fronten voor Europa’.

Ritueel slachten is verboden

5 augustus 1940 Amsterdam

Joods ritueel slachten is vanaf 5 augustus 1940 verboden. Het is de eerste anti-Joodse maatregel van een lange reeks. Het doel van de maatregelen is om het leven voor de Joden in Nederland moeilijk te maken en hen te isoleren van de andere inwoners van Nederland.

Café Alcazar wordt vernield

9 februari 1941 Amsterdam

Café Alcazar in Amsterdam is een zaak met veel Joodse bezoekers. Op 9 februari 1941 valt de WA, de knokploeg van de NSB, het café aan. Met deze aanval willen WA'ers gevechten met Joden en antifascisten uitlokken.

WA is de afkorting voor Weerbaarheidsafdeling. Vanaf het begin van de bezetting vernielt de WA met andere antisemieten in Amsterdam Joodse winkels, cafés en monumenten. De Joodse bevolking bijt met hulp van niet-Joodse buurtgenoten van zich af en er zijn regelmatig vechtpartijen. In februari is er een grote vechtpartij waarbij een WA’er overlijdt.

Seyss-Inquart waarschuwt de Nederlandse Joden

12 maart 1941 Amsterdam

Arthur Seyss-Inquart is een Oostenrijkse nazi, die vanaf mei 1940 namens Duitsland de macht heeft over Nederland. Zijn woorden hebben veel invloed. In maart 1941 houdt hij een toespraak voor de Nederlandse afdeling van de NSDAP (de Duitse nazi-partij). Hij spreekt in het Concertgebouw in Amsterdam. Dit wordt uitgezonden op de radio, gefilmd voor een bioscoopjournaal en de tekst wordt ook in een brochure uitgegeven.

Een paar weken eerder heeft de Duitse bezetter met geweld meer dan 400 Joden opgepakt. De stakingen die erop volgden zijn ook gewelddadig gestopt. Zijn publiek heeft deze gebeurtenissen nog vers in het geheugen. In zijn toespraak waarschuwt Seyss-Inquart de Nederlandse Joden en hun helpers, dat ze niet moeten denken dat het hierbij zal blijven.

Toespraak van Arthur Seyss-Inquart in het Concertgebouw, Amsterdam, 12 maart 1941.

Seyss-Inquart zegt in de toespraak van 12 maart: ‘En dan zou ik graag nog even wat over de Jodenvraag zeggen. Wij zien de Joden niet als een deel van het Nederlandse volk. De Joden zijn voor ons geen Nederlanders. Zij zijn vijanden, met wie wij noch tot een wapenstilstand, noch tot een vrede kunnen komen. Verwacht u van mij geen verordening die dit vaststelt, behalve politiemaatregelen. Wij zullen de Joden raken, waar wij ze raken kunnen. En wie hen helpt, zal net zo hard getroffen worden.’

De gemeente Amsterdam brengt de Joden in kaart

mei 1941 Amsterdam

In mei 1941 maakt de gemeente Amsterdam voor de Duitse bezetter een nauwkeurig overzicht van Joodse woningen in de stad. Op de kaart staat met stippen aangegeven hoeveel Joden er in iedere straat van Amsterdam wonen. Eén stip staat voor tien Joden. Daarom wordt kaart ook wel de ‘stippenkaart’ genoemd. In Amsterdam wonen op dat moment 80.000 van de 140.000 Nederlandse Joden.

De gemeente maakt ook andere plattegronden waarop Joodse inwoners staan vermeld of met gegevens over Joodse bedrijven. Het is een duidelijke vorm van ambtelijke collaboratie.

Razzia op Joodse mannen in Amsterdam

11 juni 1941 Amsterdam

Op 11 juni 1941 pakt de Duitse bezetter ongeveer 300 Joodse mannen op als vergelding voor twee bomaanslagen door het verzet. Een gebouw voor Duitse officieren is beschadigd bij een van de bomaanslagen, en bij de andere aanslag op de telefooncentrale van de Luftwaffe op Schiphol raakt een soldaat zwaar gewond.

De meeste Joodse mannen worden uit hun huis gehaald door de Amsterdamse politie, die adreslijsten van de Sicherheitsdienst heeft gekregen. Als ze niet thuis zijn worden huisgenoten opgepakt. De nazi’s arresteren ook mannen op straat en in café’s.

De arrestanten, vooral jonge mannen, worden naar concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk gedeporteerd. Al snel krijgen hun families het bericht dat ze zijn ‘overleden’ of ‘op de vlucht neergeschoten’ zijn. Deze berichten maken van Mauthausen een beruchte plek. De bezetter dreigt er voortaan mee dat Joden die de regels overtreden er ook naar toe worden gebracht.

De Verenigde Staten gooien atoombommen op Japan

6 augustus 1945 Hiroshima

De Verenigde Staten voeren sinds maart 1945 zware bombardementen uit op tientallen Japanse steden. Met brandbommen worden grote delen van de steden vernietigd en honderdduizenden burgers komen om. Met deze aanvallen bereiden de Verenigde Staten een invasie voor, en hopen ermee Japan tot overgave te dwingen, maar dat gebeurt niet.

Ondertussen werkt de VS aan de bouw van atoombommen, die nog grotere impact moeten hebben en op 6 augustus 1945 laat een Amerikaanse bommenwerper voor het eerst in de geschiedenis een atoombom vallen. Het doelwit is de Japanse stad Hiroshima. De bom vernietigt de stad en doodt tienduizenden burgers. Er ontstaat een grote brand die de stad nog meer verwoest.

Door de schadelijke straling verdubbelt het aantal slachtoffers in de maanden na de explosie. De Verenigde Staten dreigen met meer bombardementen als Japan zich niet overgeeft.

Drie dagen later werpen ze nog een atoombom, dit keer op de stad Nagasaki. Ook hier vallen meteen tienduizenden doden en wordt de stad vernietigd.

Nu geven de Japanners op. Op 15 augustus 1945 maakt de Japanse keizer Hirohito per radio bekend dat hij de onvoorwaardelijke overgave accepteert. Twee weken later, op 2 september, eindigt de Tweede Wereldoorlog officieel.

Kitty en de andere dagboekvriendinnen

21 september 1942 Amsterdam

Op 21 september 1942 schrijft Anne in haar dagboek een kort briefje aan Jettje. Even verderop ook aan Emmy. Een dag later, op 22 september, schrijft ze aan Kitty: ‘het fijnste vind ik het toch maar aan jou te schrijven, dat weet je ook wel hé en ik hoop dat het wederzijds is.’ Toch schrijft ze later ook nog aan Pop, Jackie, Marianne, Conny en andere meisjes.

De meeste van deze namen heeft ze verzonnen, maar niet allemaal. Jackie is Jacqueline, een van haar beste vriendinnen, van wie ze tot haar verdriet voor het onderduiken geen afscheid heeft genomen. Kitty heeft ze ook niet verzonnen. Zij is een persoon uit boeken van Cissy van Marxveldt over Joop ter Heul, die ze heel graag leest. Ze omschrijft Kitty als ‘een leuk kind van 14 jaar’ en ze worden ‘dikke vriendinnen’.

Na oproep van Nederlandse minister: Anne wil dagboek uitgeven

28 maart 1944 Amsterdam

Op 28 maart 1944 horen de onderduikers in het Achterhuis op Radio Oranje een oproep van de Nederlandse minister Bolkestein. Hij is lid van de Nederlandse regering die in 1940 naar Londen (Groot-Brittannië) is gevlucht.

Bolkestein vraagt de Nederlanders om papieren te bewaren, die na de oorlog duidelijk maken wat zij tijdens de Duitse bezetting allemaal hebben meegemaakt. Zoals brieven, dagboeken, of toespraken. Dat brengt Anne op een idee: ze wil na de oorlog een boek uitgeven over haar tijd in de schuilplaats. Een titel heeft ze ook al: Het Achterhuis. Maar ze twijfelt ook wel eens en ze schrijft een paar weken later vol zelfkritiek:

‘Ik geloof beslist Kit, dat ik vandaag een beetje getikt ben en ik weet toch niet waarom. Alles staat hier door elkaar, geen verband valt er te bespeuren en ik twijfel er soms ernstig aan, of later iemand mijn gedaas zal interesseren.
“De ontboezemingen van een lelijk jong eendje”, wordt dan de titel van al de onzin; mijnheer Bolkestein of Gerbrandy (Nederlandse ministers) zullen aan mijn dagboeken heus niet zoveel hebben.
je Anne M. Frank.’

[14 april 1944]

Amerikaanse consulaat gesloten: vluchten wordt onmogelijk

juli 1941 Rotterdam

Vanaf begin juli 1941 kunnen mensen in Nederland geen visum voor de Verenigde Staten meer krijgen. Dat geldt ook voor Otto Frank en zijn gezin.

Otto heeft in 1938 toegang tot de Verenigde Staten aangevraagd. Doordat veel Joden vanaf 1938 Duitsland willen ontvluchten zijn er zoveel aanvragen dat het erg lang duurt voordat zijn aanvraag behandeld wordt.

Op 14 mei 1940 wordt het consulaat in Rotterdam vernietigd door het zware bombardement op de stad. Daardoor is de hele administratie verdwenen. Alle aanvragers moeten hun papieren opnieuw verzamelen en inleveren. Bovendien is de Amerikaanse overheid strenger geworden, omdat ze bang is om Duitse spionnen binnen te laten.

Ook Otto gaat verder met zijn aanvraag, maar hij krijgt een zware tegenslag. Iedere immigrant moet voor zijn aanvraag in het Amerikaanse consulaat worden geïnterviewd, maar in juli 1941 wordt het consulaat in Nederland gesloten. Als hij al wordt uitgenodigd voor zo’n interview, dan zal hij naar een consulaat moeten gaan in Zuid-Europa. En dat is voor hem niet te doen.

Otto start hierna nog een aanvraag voor een visum voor Cuba. Deze wordt geannuleerd op 11 december 1941. Hij heeft nu eigenlijk geen kansen meer om met zijn gezin naar een veilig land te gaan.

Fritz Pfeffer duikt onder

16 november 1942 Amsterdam

Op 16 november 1942 duikt Fritz Pfeffer onder in het Achterhuis. Hij is de tandarts van Miep Gies en bekende van Otto en Edith Frank. Zijn verloofde Charlotte Kaletta is een jaar eerder te gast op het huwelijk van Miep en Jan Gies.

Pfeffer vertelt zijn huisbaas dat hij in het ziekenhuis moet worden opgenomen.

Fritz is verbaasd dat hij de familie Frank weer ziet. Hij heeft gehoord dat ze naar Zwitserland zijn gegaan. Fritz krijgt een plek bij Anne op de kamer. Voor zijn komst sliep Margot daar; zij slaapt voortaan bij haar ouders op de kamer.

Charlotte blijft alleen achter. Zij is niet Joods en loopt geen gevaar om door de nazi’s gepakt te worden. Hij vertelt haar niet waar hij is, zodat ze hem niet kan verraden. Hij mist haar zeer, maar ze blijven wel in contact. Ze schrijven elkaar brieven en Miep Gies is hun koerier.

Duitse officieren plegen een aanslag op Hitler

20 juli 1944 Duitsland

Op 20 juli 1944 plaatst de Duitse officier Claus von Stauffenberg tijdens een vergadering met Adolf Hitler een bom onder tafel. Nadat Von Stauffenberg vertrokken is gaat de bom af. Als door een wonder overleeft Hitler de aanslag. Hij heeft wat brand- en schaafwonden en zijn trommelvliezen zijn gescheurd door de knal. Nog diezelfde avond klinkt zijn stem op de Duitse radio om het volk te laten weten dat hij nog in leven is.

Hiermee is het complot, waarvan Von Stauffenberg deel uitmaakt, mislukt. Een groot aantal Duitse legerofficieren wilde Hitler uit de weg ruimen. De betrokkenen hadden ieder hun eigen reden om mee te doen aan het complot. Sommigen wilden meer invloed en macht, anderen wilden voorkomen dat Hitler Duitsland vernietigde in een zinloze oorlog.

Al kort na de aanslag worden honderden arrestaties verricht. De leiders van de aanslag krijgen na een showproces de doodstraf.

Het Rode Leger ontdekt kamp Majdanek

22 juli 1944 Lublin

Op 22 juli 1944 bereiken de Sovjettroepen de Poolse stad Lublin. Hier ontdekken ze het werk- en vernietigingskamp Majdanek. Dat ligt tegen de stad aan. De bewakers zijn al weg.

De nazi’s hebben geprobeerd hun sporen uit te wissen. Barakken zijn afgebroken, lichamen van vermoorde mensen zijn verbrand en het kamparchief is vernietigd. Maar veel barakken zijn er nog en de gaskamers en een aantal crematoria zijn nog heel. Veel gevangenen zijn achtergebleven.

In het kamp zijn ongeveer 78.000 mensen vermoord, onder wie 59.000 Joden.

Het is het eerste concentratiekamp dat de geallieerden ontdekken. De Russen nodigen journalisten uit. Een maand later wordt er voor het eerst in kranten geschreven over bewijzen van de massamoord door de nazi’s.

Nederlandse vrijwilligers voor de Waffen-SS

26 juli 1941 Den Haag

In juli 1941 vertrekken Nederlandse soldaten van het Vrijwilligerslegioen Nederland naar het Oostfront. Ze gaan met het Duitse leger meevechten. Op hun trein schrijven ze: ‘Naar de Jodenhoek’ en ‘We gaan Stalin halen’ en ze tekenen hakenkruizen.

Het Vrijwilligerslegioen Nederland hoort bij de Waffen-SS. Dat is het militaire onderdeel van de SS, een elite-eenheid van de nazi’s. De Waffen-SS vecht mee met het Duitse leger.

Het Vrijwilligerslegioen Nederland is opgericht om de nazi’s te steunen. De meeste vrijwilligers vechten aan het Oostfront tegen de communistische Sovjet-Unie. In Nederland zijn er ongeveer 22.000 vrijwilligers.

Oprichting van de LO

november 1942 Winterswijk

In november 1942 begint verzetsvrouw Helena Kuipers-Rietberg met het opzetten van een organisatie om onderduikers te helpen. Door haar werk voor een christelijke vrouwenorganisatie kent ze veel mensen. Ze vraagt de dominee Frits Slomp in november 1942 om hulp. Hij is een groot tegenstander van de nazi’s en reist door heel Nederland om onderduikadressen en gastgezinnen te vinden. 

In de loop van 1943 ontstaat uit dit netwerk de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers - afgekort de LO. Veel bestaande verzetsgroepen sluiten zich erbij aan. De LO regelt onderduikadressen voor Joden en jonge mannen, die niet voor de bezetter willen werken.

Later ontstaan ook de Landelijke Knokploegen (LKP), die bijvoorbeeld distributiekantoren overvallen om voedselbonnen voor onderduikers te stelen. 

Helena Kuipers-Rietberg en haar echtgenoot worden in augustus 1944 gearresteerd door de Sicherheitsdienst. Bij het verhoor neemt ze alle schuld op zich zodat haar man vrijgelaten wordt. Helena komt terecht in het Duitse concentratiekamp Ravensbrück. Hier overlijdt ze verzwakt door ziekte op 27 december 1944.

Norbert Klein wordt bevrijd uit het ziekenhuis

september 1943 Amsterdam

Norbert Klein is een gevluchte Duitse Jood. Hij behoort tot de Palestina-pioniers of Hechaloets, een groep emigranten die naar Nederland is gekomen om zich voor te bereiden op leven en werken in Palestina. Na de Duitse inval worden zij vervolgd. Een groot aantal is al bij verschillende razzia's in 1941 opgepakt, maar de Hechaloets hebben ook een verzetsorganisatie gevormd, in nauwe samenwerking met Nederlanders.

Norbert Klein houdt zich bezig met het zoeken van onderduikadressen en vluchtroutes. Hij is ‘half-Jood’ en hoeft geen gele ster te dragen. Hij wordt in september 1943 gearresteerd en zo komen namen van zijn vrienden in Duitsland in het bezit van de Sicherheitsdienst. Deze vrienden kunnen op tijd worden gewaarschuwd.

Na zijn arrestatie springt hij uit het raam van het politiebureau bij zijn verhoor. Hij raakt ernstig gewond en wordt opgenomen in het Westergasthuis (Wilhelmina-Gasthuis) in Amsterdam. Hier wordt hij, samen met een andere verzetsman, bevrijd door een groep onder leiding van oud-politieman Koos Heijdra. Ze worden op een brancard uit het raam in een open auto gehesen en kunnen zo wegkomen. De rest van de oorlog duikt Norbert Klein onder.

Heinrich Himmler in Amsterdam

18 mei 1942 Museumplein, Amsterdam

Op 18 mei 1942 spreekt Heinrich Himmler het nieuwe ‘Politiebataljon Amsterdam’ toe op het Museumplein. De agenten in deze eenheid zijn door de SS (Schutzstaffel, een gewapende afdeling van de nazipartij) opgeleid. Volgens politiecommissaris Tulp is Himmler vriendelijk en waarderend.

Himmler zegt onder andere: 'Moderne politie moet een vriend van het volk zijn en geen boeman.' Later deze dag legt Himmler nog uit hoe serieus hij de strijd tegen de Joden neemt.

Als leider van de Duitse SS is Himmler een van de drijvende krachten achter de Jodenvervolging. Hij is in Nederland om de deportaties van Joden naar het concentratiekamp Auschwitz voor te bereiden. Die beginnen in de zomer van 1942.

De Duitsgezinde politiecommissaris Tulp is lid van de NSB (Nationaal-Socialistische beweging) en zorgt ervoor dat de Amsterdamse politie goed meewerkt bij het ophalen van Joden in Amsterdam.

Op jacht naar Joden

1942-1945 Nederland

In januari 1944 wordt het Joodse echtpaar Wittenburg gearresteerd door ‘Jodenjagers’, Nederlandse politieagenten die speciaal op zoek zijn naar ondergedoken Joden.  Van het politiebureau gaan ze naar Westerbork. Daarna worden ze naar concentratiekamp Auschwitz-Birkenau gebracht. Heintje, de vrouw, wordt in april 1944 vergast. Haar man Bram wordt in 1945 bevrijd door het leger van de Sovjet-Unie.

In de herfst van 1943 zijn bijna alle Joden uit Nederland gedeporteerd. Er zijn nog wel veel Joden ondergedoken en de nazi’s willen hen graag vinden. Omdat de Nederlandse politie naar hun zin niet genoeg meewerkt richten ze met pro-Duitse politieagenten speciale afdelingen op om Joden op te sporen. Onder die agenten zijn overtuigde antisemieten, die Joden haten, maar ook opportunisten, die vooral geïnteresseerd zijn in de premie die ze voor iedere aangebrachte Jood krijgen en de spullen van de onderduikers en onderduikgevers die ze stiekem meenemen bij invallen.

De onderduikers worden naar Auschwitz vervoerd

3 september 1944 Auschwitz-Birkenau

Op 3 september 1944 worden de onderduikers met de trein van doorgangskamp Westerbork in Nederland naar Auschwitz-Birkenau in bezet Polen vervoerd. Ze zitten met 1.011 andere Joden in afgesloten goederenwagons. Twee en een halve dag later komen ze ‘s nachts aan.

Ze moeten uitstappen en hun bagage achterlaten. Mannen en vrouwen worden apart gezet. Auguste van Pels wordt gescheiden van Hermann en Peter. Otto Frank ziet zijn vrouw en dochters voor het laatst.

Hierna worden de gevangenen beoordeeld op hun geschiktheid voor werk. De onderduikers komen hier doorheen. 371 van hun medegevangenen worden niet geschikt bevonden. Zij worden naar de gaskamer gestuurd. De onderduikers gaan door naar de zogenaamde Sauna waar ze een nummer op hun arm krijgen getatoeëerd, douchen en zich weer aankleden met kampkleding of iets anders wat er nog beschikbaar is.

Edith, Margot, Anne en Auguste blijven in het kamp Auschwitz-Birkenau en komen terecht in een barak voor dwangarbeidsters. Otto, Hermann, Peter en Fritz gaan lopend naar het kamp Auschwitz I, drie kilometer verderop. Zij moeten zwaar werk doen.

Kugler en Kleiman naar strafkamp Amersfoort

11 september 1944 Amersfoort

Helpers Johannes Kleiman en Victor Kugler worden na hun arrestatie op 4 augustus tot 11 september gevangen gehouden in Amsterdam. Ze zitten in cellen naast elkaar. Dan worden ze naar strafkamp Amersfoort overgebracht. Dit is een gevangenkamp van de SS voor politieke gevangenen en andere strafgevallen.

Johannes Kleiman is veroordeeld voor Arbeitsverweigerung (werkweigering). Hij blijft niet lang in het strafkamp. Hij heeft al lange tijd last na maagbloedingen. Daarom kan hij niet voor dwangarbeid naar Duitsland worden doorgestuurd en onder druk van het Rode Kruis wordt hij zeven dagen later vrijgelaten.

Victor Kugler is veroordeeld voor Judenbegünstigung (het geven van hulp aan Joden). Hij blijft langer gevangen. Nadat hij bijna drie weken in het kamp heeft gezeten, moet hij op verschillende plaatsen in Nederland dwangarbeid verrichten. In maart 1945 loopt hij in een groep van ongeveer 600 gevangenen naar Duitsland. Ze worden bij de grens met Duitsland beschoten door geallieerde vliegtuigen en daardoor kan hij vluchten. Een paar dagen later komt hij thuis in Hilversum. Tot de Duitse capitulatie op 5 mei houdt hij zich daar verborgen.

Anne, Margot en Auguste gaan naar Bergen-Belsen

1 november 1944 Auschwitz - Bergen-Belsen

Op 30 oktober 1944 worden in het kamp Auschwitz-Birkenau ongeveer 1.000 vrouwen geselecteerd voor dwangarbeid in de Duitse oorlogsindustrie. Ze vertrekken in de nacht van 1 november. Anne, Margot en Auguste zijn daarbij. Edith gaat niet mee.

De trein waarin ze zitten komt twee dagen later aan in Bergen-Belsen. Dit is een concentratiekamp in Noord-Duitsland, waar krijgsgevangenen en Joden zijn opgesloten. Bergen-Belsen wordt ook gebruikt als doorgangskamp naar andere kampen.

De vrouwen komen in tenten terecht, maar die gaan na een paar dagen door een storm kapot. Hierna worden ze in barakken geplaatst waar heel weinig ruimte is. Het kamp is vuil, nat en koud. Mensen lijden honger, kunnen zich niet schoonhouden en krijgen besmettelijke en dodelijke ziektes zoals vlektyfus. Doordat er steeds meer Joodse gevangenen bijkomen raakt het kamp overvol en wordt het steeds erger.

Anne, Margot en Auguste ontmoeten verschillende Nederlandse vrouwen en ze proberen elkaar te helpen. Er is bijna niets bekend over wat ze precies meemaken in het kamp.

Otto reist terug naar huis

5 maart 1945 Katowice

Zes weken na de bevrijding van Auschwitz is Otto pas sterk genoeg om het kamp te verlaten. Op 5 maart 1945 gaat hij naar Katowice, een stad in de buurt van het kamp. Daar hoort hij van Rosa de Winter, die bij Otto's vrouw Edith in de barak zat, dat Edith is overleden.

Otto schrijft brieven aan zijn familie in Zwitserland en Engeland. Hij wil naar zijn familie in Zwitserland gaan, maar dat kan niet omdat hij geen identificatiebewijs heeft. Daarom moet hij aansluiten bij andere Nederlanders die naar huis gaan.

Op 2 april reist Otto naar Odessa in de Sovjet-Unie (huidig Oekraïne). Deze stad ligt aan de Zwarte Zee. Hij komt er drie weken later aan.

Otto krijgt de dagboeken

juli 1945 Amsterdam

In juli 1945 ontmoet Otto Frank de zussen Janny en Lientje Brilleslijper. Zij zaten samen met Anne en Margot gevangen in Bergen-Belsen. Zij vertellen hem over hun ellendige laatste levensmaanden en de dood van zijn dochters als gevolg van vlektyphus.

Ook Miep hoort dit verschrikkelijke nieuws. Ze heeft Annes dagboeken voor haar bewaard. Maar nu ze niet terugkomt, geeft ze die aan Otto.

Een tijd lang kan Otto het niet opbrengen om ze te lezen, maar als hij er eenmaal aan begint wordt hij gegrepen door haar teksten. ‘Ik had geen idee gehad van de diepte van haar gedachten en gevoelens.’ 

Otto typt delen van het dagboek over en laat ze aan familie en vrienden lezen. Sommige van hen vinden dat hij het dagboek moet publiceren. Anderen zijn er juist op tegen. Uiteindelijk neemt Otto een besluit en maakt hij een manuscript van het dagboek om aan uitgevers te laten lezen.

Dodenmarsen uit concentratiekampen

Winter 1945 Duitsland

In de zomer van 1944 raken de Duitsers steeds meer terrein kwijt aan het Sovjetleger. Het front schuift zo snel op naar het Westen dat de nazi’s bang zijn dat hun concentratie- en vernietigingskampen worden ontdekt. Daarom besluit Himmler, hoofd van de SS, om gevangenen in het Oosten van Europa naar Duitsland te halen. Dan worden de kampen leger, kunnen de gevangenen niets vertellen aan de vijand als ze worden bevrijd en zijn ze bovendien nog bruikbaar als dwangarbeider.

Eerst worden de gevangenen per trein naar het Westen gevoerd. Maar vanaf het najaar, als de Sovjets verder zijn opgerukt, moeten de gevangen grote afstanden lopend afleggen. De gevangenen noemen dit dodenmarsen. Onder zware winterse weersomstandigheden moeten ze honderden kilometers lopen zonder warme kleren en schoenen, voedsel of slaapplekken. Wie niet meer mee kan komen wordt doodgeschoten of doodgeslagen. De overlevingskans is heel klein.

Operatie Market Garden

september 1944 Arnhem

Na de bevrijding van Frankrijk en België, in augustus en september 1944, willen de geallieerden Duitsland binnentrekken. Maar de Duitse verdedigingslinie aan de grens met België is te sterk. De Britse generaal Montgomery wil er daarom via Nederland omheen.

Montgomery heeft een gewaagd plan: Operation Market Garden. Hij wil belangrijke bruggen in Oost-Nederland veroveren, zodat de geallieerde legers over de rivieren naar Duitsland kunnen doorstoten. Ook kan het Duitse leger in West-Nederland dan worden omcirkeld. De bruggen moeten door parachutisten en luchtlandingstroepen ingenomen worden en tanks rukken ondertussen over land op om versterking te bieden. Voor het plan van Montgomery is het belangrijk dat de geallieerde troepen sneller in Arnhem zijn dan de Duitse versterkingen. Het diepste punt van deze operatie is Arnhem, waar de laatste strategische bruggen liggen.

Op 17 september en de dagen erna landen duizenden Britse, Ierse, Amerikaanse en Poolse soldaten met parachutes of zweefvliegtuigen in de buurt van Eindhoven, Nijmegen en Arnhem om de bruggen in te nemen. Op sommige plaatsen hebben ze succes, maar bij Arnhem mislukt het plan. De eenheden kunnen niet goed communiceren, de bevoorrading is moeilijk en het Duitse leger biedt al snel veel tegenstand. Veel soldaten sneuvelen of worden gevangen genomen. Een klein deel wordt gered.

Operation Market Garden mislukt. Arnhem blijkt ‘een brug te ver’ te zijn. Het leger komt tot Nijmegen, 25 kilometer zuidelijker. In de weken erna worden andere delen van Zuid-Nederland bevrijd. Daarna blijft het stil aan het front tot het voorjaar van 1945.

Hongerwinter: honger en kou in Nederland

december 1944 Nederland

De bevrijding van het zuiden van Nederland in de herfst van 1944 heeft nare gevolgen voor het bezette westen van Nederland.

De Nederlandse regering in Londen roept op tot een grote staking in het spoorwegvervoer, om op 17 september 1944 de Operatie Market Garden te ondersteunen. 30.000 medewerkers van de spoorwegen staken. De treinen rijden niet meer tot het einde van de oorlog. Maar als strafmaatregel blokkeert de Duitse bezetter zes weken lang de voedseltransporten naar de provincies Noord- en Zuid-Holland. Met eigen treinen zorgen de Duitsers wel voor hun eigen bevoorrading.

Toevoer van steenkool uit de provincie Limburg is onmogelijk geworden, omdat die achter de frontlijn tussen Duitsland en de geallieerden ligt.

In december 1944 vriezen bovendien de rivieren en het IJsselmeer dicht. Nu kan er ook niets meer over het water worden vervoerd.

Zo ontstaat er in het westen van Nederland een groot tekort aan brandstof en voedsel. Om hun huizen te verwarmen probeert de bevolking overal hout vandaan te halen. Ze kappen illegaal hout, verbranden oude meubels en stelen de houten blokjes tussen de tramrails vandaan. Uit de verlaten huizen van gedeporteerde Joden wordt al het hout weggehaald, waardoor de huizen soms instorten.

Het voedseltekort zorgt voor grote honger. Mensen voeden zich met alles wat eetbaar is: tulpenbollen en suikerbieten, maar ook honden en katten. Omdat er op het platteland nog wel voedsel is lopen of fietsen mensen tientallen kilometers om voedsel te kopen bij boeren. Sommige van deze boeren maken misbruik van de hongersnood en ruilen hun voedsel alleen voor juwelen en stapels geld. Anderen doen zoveel mogelijk hun best te helpen, maar het voedseltekort blijft bestaan. Er sterven ongeveer 20.000 mensen als gevolg van de hongerwinter.

Arrestatie en vrijlating van Karl Silberbauer

1963 Wenen

In 1963 wordt de oud-nazi Karl Silberbauer aangehouden in Wenen. Hij is de SD´er die de acht onderduikers in 1944 heeft gearresteerd. Hij is sinds 1946 politieman in Wenen, net als voor de Tweede Wereldoorlog. Silberbauer is gevonden door nazi-jager Simon Wiesenthal.

In een schriftelijke verklaring zegt Silberbauer dat hij de arrestatie van de onderduikers waarschijnlijk vergeten zou zijn als Anne Frank en haar dagboek niet zo bekend zouden zijn geworden. Hij noemt nog veel details over de arrestatie, maar niets over een verrader.

De Weense politie heeft Silberbauer geschorst tijdens het onderzoek, maar hij mag weer aan het werk omdat hij niet kan worden vervolgd. Hij had in 1944 namelijk ‘in opdracht’ gehandeld en zich tijdens de arrestatie ‘correct’ gedragen.

Plaatsing standbeeld van Anne Frank in Utrecht

12 april 1960 Utrecht

Op 30 april 1959 biedt de Utrechtse jeugd een standbeeld van Anne Frank aan het gemeentebestuur. Dit doen ze als dank voor de steun van de gemeente aan verschillende jeugdverenigingen in de stad.

Om het beeld te kunnen betalen hebben de kinderen oud ijzer en papier ingezameld. Het bronzen standbeeld wordt gemaakt door Pieter d’Hont. In 1960 wordt het beeld geplaatst op het Utrechtse plein Janskerkhof.

Het is het eerste standbeeld van Anne Frank in de wereld.

Een kopie van het standbeeld is op 8 augustus 2021 in Edmonton, Canada onthuld.

Artikel in de krant over het dagboek

3 april 1946 Amsterdam

Op 3 april 1946 staat er een artikel op de voorpagina van de Amsterdamse krant ‘Het Parool’. Het stuk heeft als kop ‘Kinderstem’ en is van de bekende historicus Jan Romein. Hij schrijft enthousiast over het dagboek van Anne Frank, zonder haar naam te noemen.

Hij heeft het manuscript gelezen dat Otto Frank heeft samengesteld uit de dagboeken van Anne. Hij noemt het dagboek ‘intelligent’, ‘menselijk’ en ‘in benijdenswaardig zuiver en sober Nederlands geschreven’. Het toont volgens hem ‘een feilloos inzicht in de menselijke natuur’. Het dagboek brengt de oorlogstijd terug in zijn herinnering en het toont de nazi-misdaden.

Na zijn artikel krijgen verschillende uitgevers belangstelling voor het dagboek.

Het dagboek wordt verfilmd in Hollywood

1959 Los Angeles

In 1959 komt de film The diary of Anne Frank uit. Hij is geregisseerd door George Stevens en het scenario is van Frances Goodrich en Albert Hackett, die ook het toneelstuk hebben geschreven.

De film is opgenomen in Amsterdam en in een studio in Hollywood. Otto bezoekt de filmset en Shelley Winters, die mevrouw Van Pels speelt merkt op dat het hem veel moeite kost om de acteurs en het decor in de stijl van de onderduiktijd te zien.

Otto Frank voorspelt dat Shelley Winters een Oscar voor haar rol zal krijgen. Dat gebeurt inderdaad. De film krijgt nog twee Oscars. Een voor ‘Beste Cinematografie - Zwart-Wit’ (William C. Mellor) en een voor ‘Beste Art-Direction – Set-aankleding, Zwart-Wit’ (Lyle R. Wheeler, George W. Davis, Walter M. Scott, Stuart A. Reiss).

Novemberrevolutie: Duitsland wordt een republiek

9 november 1918 Duitsland

Eind 1918 zijn veel Duitse burgers de oorlog meer dan zat. Er zijn grote voedseltekorten en in het hele land zijn protesten en demonstraties. De bevolking geeft keizer Wilhelm II de schuld van de oorlog en wil dat hij aftreedt. Ook veel soldaten zijn moe van het vechten en willen dat de oorlog stopt.

Op 9 november 1918 treedt de keizer gedwongen af. Maar niemand weet nog wie de macht moet krijgen. De gevestigde partijen zijn bang dat communistische revolutionairen de macht grijpen. Om dat te voorkomen roept de sociaal-democratische politicus Philipp Scheidemann diezelfde middag nog de republiek uit.

Een paar uur later zegt de communistische leider Karl Liebknecht dat Duitsland nu een ‘vrije socialistische republiek’ is. Daardoor ontstaat er een machtsstrijd tussen de sociaal-democratische partij en de communistische partij.

In januari 1919 bereikt de onrust een hoogtepunt. Linkse arbeiders roepen een algemene staking uit, de Spartacus-opstand. Om een links-radicale revolutie te voorkomen, schakelen de gematigde sociaal-democraten de hulp in van het leger en Freikorpsen. Ze vechten op straat met de revolutionairen. Een Freikorps is een zelfstandige eenheid van vrijwillige soldaten. Zij zijn zowel tegen de communisten als tegen de republiek.

Op 15 januari arresteren leden van een Freikorps de twee leiders van de opstand, Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg. Ze worden mishandeld en vermoord. Hiermee eindigt de opstand, maar het blijft nog maanden onrustig in Duitsland.

Duitsland sluit wapenstilstand met het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk

11 november 1918 Compiègne

In de herfst van 1918 wordt duidelijk dat Duitsland de oorlog niet kan winnen. De tegenstanders zijn economisch en militair te sterk. Ook geven steeds meer bondgenoten van Duitsland de strijd op. In Duitsland zelf heerst grote onrust. Er zit niets anders op dan een einde maken aan de oorlog.

Op 9 november 1918 komen de geallieerden en Duitsers bij elkaar in een treinwagon in het bos van Compiègne, een stadje 60 kilometer ten noorden van Parijs. De Duitse afgevaardigde Matthias Erzberger wil nog onderhandelen over de voorwaarden van de wapenstilstand. De geallieerden vinden dit niet goed genoeg. Ze willen dat Duitsland zich overgeeft. Twee dagen later, op 11 november, tekent Duitsland de wapenstilstand, die om 11.00 uur diezelfde dag ingaat.

Duitsland verliest veel door de wapenstilstand. In het akkoord staat dat alle Duitse troepen zich binnen twee weken moeten terugtrekken uit het Franse en Belgische grondgebied. Het Rijnland, een gebied op de grens van Duitsland met België en Frankrijk, wordt bezet door geallieerde militairen. Duitsland moet de gebieden in Oost-Europa teruggeven die het tijdens de oorlog veroverd heeft. Ook moet Duitsland grote hoeveelheden oorlogsmateriaal aan de geallieerden afstaan.

Nazi’s organiseren partijdag in Neurenberg

1 augustus 1927 Neurenberg

In 1927 organiseert de NSDAP voor het eerst haar partijdag - de jaarlijkse landelijke partijvergadering - in de stad Neurenberg. De partijdag wordt goed voorbereid en gebruikt voor propagandadoeleinden. Ze moeten laten zien hoe geweldig de nazibeweging is.

Duitsland valt Nederland, België en Frankrijk aan

10 mei 1940 West-Europa

Op 10 mei 1940 valt Duitsland Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk binnen. Luxemburg wordt nog dezelfde dag bezet. Nederland geeft zich over op 15 mei, België op 28 mei. Groot-Brittannië steunt Nederland, België en Frankrijk, maar trekt zich later terug.

Op 5 juni begint de Wehrmacht, het Duitse leger, een grote aanval op Frankrijk. Op 14 juni bezet het Duitse leger Parijs. De Franse regering en veel inwoners van de stad zijn dan al gevlucht. Het lukt de Franse regering niet om goed leiding te geven aan het leger en ze verliezen het vertrouwen van het volk. De Franse premier treedt af en maarschalk Philippe Pétain volgt hem op.

Op 22 juni tekent het Franse leger de overgave in een treinwagon bij Compiègne, een stadje 60 kilometer boven Parijs. De locatie heeft een bijzondere betekenis voor de Duitsers. In 1918, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, tekende Duitsland op deze plek de overgave. Dit zagen veel Duitsers als een grote vernedering.

Duitsland bezet Frankrijk niet helemaal. Ten zuiden van de frontlijn is er een nieuwe Franse regering onder leiding van maarschalk Pétain. Dit ‘Vichy-regime’, vernoemd naar het kuuroord waar de regering zit, werkt samen met de Duitsers. Niet alle Fransen leggen zich hierbij neer. Sommigen gaan in het verzet en anderen vluchten naar Londen. Daar richt generaal Charles de Gaulle de Vrije Fransen op, met het doel de Duitse bezetting van Frankrijk te bestrijden.

Duitsland valt met bondgenoten Griekenland en Joegoslavië binnen

6 april 1941 Joegoslavië - Griekenland

Samen met bondgenoten Italië, Bulgarije en Hongarije valt Duitsland op 6 april 1941 Griekenland en het Koninkrijk Joegoslavië binnen. Drie dagen lang bombardeert de Luftwaffe Belgrado, de hoofdstad van Joegoslavië. Op 17 mei geeft Joegoslavië zich over.

Delen van Joegoslavië worden bij Duitsland en zijn bondgenoten gevoegd. In het westen neemt Italië het zuiden van Slovenië en een strook langs de Adriatische kust. Duitsland bezet een stuk van Servië en neemt het noorden van Slovenië in, Hongarije een ander deel van Slovenië en van Servië. Bulgarije voegt Macedonië bij zijn grondgebied.

In een groot deel van Joegoslavië ontstaat een nieuwe staat: de Onafhankelijke Staat Kroatië. Dit land werkt samen met Italië en Duitsland. Het wordt bestuurd door de fascistische Ustašabeweging onder leiding van Ante Pavelić. Deze regering pleegt vreselijke oorlogsmisdrijven tegen Serven, Joden en Roma en Sinti. 

Italië heeft in 1939 Albanië bezet en valt vanuit daar in oktober 1940 Griekenland aan. Omdat Griekenland te sterk blijkt voor Italië, komt Duitsland te hulp in april 1941 via Joegoslavië en Bulgarije. In mei landen Duitse parachutisten op Kreta. Na 11 dagen zware strijd bezetten ze het hele eiland en op 1 juni 1941 valt Griekenland.

Het Duitse leger loopt vast in de Sovjet-Unie

oktober 1941 Moskou

De Duitse opmars in de Sovjet-Unie komt in oktober 1941 tot stilstand bij de buitenwijken van Moskou. Wanneer de herfst invalt blijven de tanks door het regenseizoen steken in de modder. Daarna valt de winter al snel in.

Het wordt de koudste winter sinds tientallen jaren. Deze zorgt ervoor dat voertuigen niet meer werken. Omdat de Duitse legerleiding op een snelle overwinning rekende, hebben de soldaten geen goede winterkleding en lijden ze onder de kou. Maar de kou is niet het enige probleem. Moskou ligt zo ver van Duitsland, dat het erg moeilijk is om wapens en eten bij de troepen te krijgen.

Geallieerde overwinningen in Noord-Afrika

November 1942 Noord-Afrika

Op 9 november 1942 landen Engelse en Amerikaanse troepen in Noord-Afrika. Het is hun eerste militaire samenwerking tijdens deze oorlog. De geallieerde troepen komen op meerdere plekken in Marokko en Algerije aan land. In Algiers, de hoofdstad van Algerije, helpen Joodse verzetsstrijders de geallieerden om de stad in te nemen. Vichy-Frankrijk (de Franse regering die met nazi-Duitsland samenwerkt) geeft zich in Marokko en Algerije over.

Met deze invasie vallen de geallieerden Duitsland in de rug aan. Drieduizend kilometer naar het oosten, In Egypte en Libië, voert Duitsland namelijk al langer strijd met het Britse leger. Daar wordt het op 11 november 1942 verslagen bij El Alamein.

Een half jaar later, in mei 1943, worden Duitsland en Italië helemaal uit Noord-Afrika verdreven.

Slag in de Javazee

27 februari 1942 Nederlands-Indië

Na de Japanse aanval op Pearl Harbor verklaart Nederland de oorlog aan Japan. Samen met geallieerde bondgenoten Amerika, Groot-Brittannië en Australië vormt Nederland een leger. Dit leger heet ABDACOM: American-British-Dutch-Australian Command. ABDACOM moet voorkomen dat Japan Oost-Azië binnenvalt. Het heeft geen succes. Van december 1941 tot februari 1942 verovert Japan Maleisië, Singapore en belangrijke delen van Nederlands-Indië.

Op 27 februari 1942 is Japan met een vloot onderweg om troepen op Java (Nederlands-Indië) aan land te brengen. De geallieerde ABDACOM-vloot probeert deze invasie te stoppen. De schepen staan onder bevel van de Nederlander Karel Doorman op het schip de Hr. Ms. De Ruyter.

De Japanse vloot is te sterk. Het heeft meer schepen, betere wapens, en verkenningsvliegtuigen. De ABDACOM-vloot heeft slechte communicatiemiddelen. In een zeeslag van zeven uur verliezen de geallieerden vijf schepen en meer dan 1.000 man. In de dagen erna vernietigt de Japanse marine de overgebleven schepen.

Op 28 februari 1942 landen de Japanse troepen op Java. Nederland speelt voor de rest van de Tweede Wereldoorlog geen militaire rol van betekenis meer.

Japan bezet Nederlands-Indië

9 maart 1942 Nederlands-Indië

Op 8 maart 1942 tekent de commandant van de Nederlandse strijdkrachten in Nederlands-Indië de overgave aan Japan. De volgende dag wordt de capitulatie met een radioboodschap afgekondigd.
Twee weken eerder heeft Japan de Nederlandse vloot vernietigd tijdens de Slag in de Javazee. Nederland is nu niet alleen bezet door Duitsland, maar is ook zijn grootste kolonie kwijt. Dit is een grote klap voor de geallieerden. Nederlands-Indië produceert veel olie en heeft ook andere belangrijke grondstoffen zoals bauxiet (voor aluminium) en rubber. Nu komen die in bezit van Japan.

De Nederlandse bewoners en ook veel Indonesiërs worden gevangen gezet in kampen. Duizenden Nederlandse en geallieerde krijgsgevangenen, en tienduizenden Indonesiërs worden als dwangarbeider gebruikt in andere landen die door Japan zijn bezet.

Nationalisten die onafhankelijk willen worden van Nederland, worden door Japan bij de oorlog betrokken, maar Japan staat niet toe dat zij het land 'Indonesië' noemen.

Joden worden vernederd in het bezette Polen

1 oktober 1939 Bezet Polen

Polen wordt in 1939 bezet door Duitsland. Dit leidt meteen tot een toename in antisemitisme tegen Poolse Joden. SS'ers en andere Duitsers knippen baarden van religieuze Joden af, steken synagogen en Joodse woningen in brand en dwingen Joden tot dwangarbeid.

De nazi’s richten ook getto’s in. Dit zijn wijken in een stad of dorp waar Joden bij elkaar moeten wonen. Ze mogen de getto’s niet verlaten. De levensomstandigheden zijn er slecht; er is te weinig woonruimte, weinig voedsel en slechte hygiëne.

Einsatzgruppen: speciale moordcommando’s

1941-1942 Sovjet-Unie

Na de inval in de Sovjet-Unie richten de nazi’s Einsatzgruppen (speciale eenheden) op in de nieuw veroverde gebieden. Deze ‘moordcommando’s’ moeten Joden en communistische functionarissen doden. Ze krijgen hulp van de Wehrmacht.

De eenheden roepen hun slachtoffers op zich te melden op een centraal punt, of drijven ze samen tijdens razzia’s. Daarna executeren ze de mensen aan de rand van ravijnen of gegraven kuilen. Soms brengen ze Joden eerst in getto’s onder en vermoorden ze hen pas later.

Eén van beruchtste massamoorden vindt in september 1941 plaats in het ravijn van Babi Jar bij Kiev. Door een aanslag van de NKVD (geheime dienst van de Sovjet-Unie)  wordt het legerhoofdkwartier van de Duitsers beschadigd. De nazi’s besluiten als wraak de Joden in Kiev uit te roeien.

EinsatzgruppeC roept de Joden met pamfletten op om zich te melden voor migratie. Meer dan 30.000 van hen geven gehoor aan deze oproep. Zij worden vervolgens naar het ravijn van Babi Jar gebracht. Daar worden ze gedwongen zich uit te kleden en al hun bezittingen af te geven. Dan worden ze doodgeschoten.

Einsatzgruppe C vermoordt op deze manier in twee dagen tijd 33.771 Joden, met behulp van lokale collaborateurs. Eind 1941 hebben de Einsatzgruppen ongeveer 300.000 Joden vermoord. Een half jaar later ongeveer een half miljoen. Niet alleen Joden maar ook tienduizenden Sovjetfunctionarissen, partizanen, gehandicapten en Roma worden vermoord.

Aktion Reinhard: moord op de Joden in bezet Polen

1942 - 1943 Bezet Polen

In de herfst van 1941 beginnen de nazi’s met de voorbereidingen van een groot project: de moord op de ruim twee miljoen Joden die wonen in het bezette deel van Polen. Het bevel komt van Heinrich Himmler, hoofd van de SS. Nadat er een moordaanslag is gepleegd op de SS'er Reinhard Heydrich in juni 1942 wordt het project naar hem vernoemd: ‘Aktion Reinhard’.

De nazi’s bouwen drie vernietigingskampen om het project uit te voeren. Deze liggen in gebieden die moeilijk te bereiken zijn: Belzec, Sobibor en Treblinka. Het werkkamp Majdanek bestaat al, maar wordt er voor uitgebreid met gaskamers. De kampen zijn in het voorjaar van 1942 klaar. De Joden uit de getto’s worden op transport gezet naar de kampen en bij aankomst in gaskamers vermoord.

Eind 1942 zijn bijna 1,3 miljoen Joden vermoord. In november 1943 eindigt ‘Aktion Reinhard’. De kampen worden leeggemaakt en de lichamen van de slachtoffers opgegraven en verbrand. Daarna planten de nazi’s bomen op het terrein om hun misdaden uit te wissen. Uit kamp Majdanek worden alle joodse gevangenen vermoord.

In dit project zijn er in totaal meer dan twee miljoen Joden vermoord. In de kampen zijn niet alleen Poolse Joden vermoord, maar ook Joden uit Frankrijk, Joegoslavië, de Sovjet-Unie, Tsjechië, Slowakije, Oostenrijk en de Balkan. In Sobibor worden in 1943 meer dan 34.000 Nederlandse Joden vermoord.

Concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz

maart 1942 Auschwitz-Birkenau

Eind 1941 wordt het concentratiekamp Auschwitz in bezet Polen uitgebreid met een tweede locatie: Birkenau. Vanaf midden 1942 deporteren de nazi’s Joden uit heel Europa naar dat kamp om ze te vermoorden.

Het eerste kamp van Auschwitz is in mei 1940 ingericht als gevangenis voor politieke en krijgsgevangenen. Dit zijn vooral Polen en Sovjetkrijgsgevangenen. Omdat er te weinig ruimte is voor het groeiende aantal gevangenen wordt in 1942 een paar kilometer verderop Birkenau gebouwd. 

Auschwitz-Birkenau is een uitgestrekt terrein van 175 hectare groot. Er staan honderden barakken met elk honderden gevangenen.

Het kamp is bedoeld om er mensen te laten sterven. Bij aankomst worden ze vermoord, behalve als de nazis hen kunnen gebruiken als dwangarbeiders. Die worden gevangen gezet. De hygiënische omstandigheden zijn erg slecht en er is te weinig en slecht voedsel. Gevangenen sterven van uitputting en door ziektes. 

Het kamp heeft vier grote gaskamers om de gevangenen in te vermoorden met het gif Zyklon B.

Er worden ruim 57.000 Joden uit Nederland in Auschwitz vermoord. Slechts 970 Nederlandse Joden keren levend terug uit het kamp.

In totaal zijn in Auschwitz en zijn sub-kampen meer dan 1 miljoen mensen vermoord: ongeveer 1 miljoen Joden, 70.000 Polen en 21.000 Roma en Sinti. Bijna alle 15.000 Sovjetkrijgsgevangenen in dit kamp zijn gestorven. Daarnaast zijn er duizenden politieke gevangenen en verzetsmensen uit verschillende Europese landen omgekomen.

Nederlandse Joden worden beroofd

8 augustus 1941 Amsterdam

Op 8 augustus 1941 opent aan de Sarphatistraat in Amsterdam de Liro-bank. Het lijkt een extra filiaal van de Joodse bank Lippmann Rosenthal & Co. Maar dat is het niet. De bank is een roofbank, opgezet door de nazi’s om geld en waardevolle spullen van Joden te stelen.

De nazi’s nemen veel maatregelen om Joden in Nederland van hun bezit te beroven. Vanaf 8 augustus 1941 moeten Joden al hun geld en tegoeden van meer dan 1000 gulden bij de Liro-bank afgeven. Ze mogen geen rekeningen meer hebben bij andere banken. In september moeten Joden hun grondbezit melden. In mei 1942 moeten ze hun andere waardevolle spullen, zoals sieraden, goud, kunst en antiek inleveren.

Vanaf januari 1942 worden de aandelen van Joden verkocht op de beurs. Ook kunst wordt verkocht of komt in Duitse musea terecht. De opbrengsten komen niet terecht bij de oorspronkelijke eigenaren, maar bij de Liro-bank. In 1943 zegt de Liro-bank levensverzekeringen van Joden op en houdt de uitgekeerde geldsommen zelf.

Met het geld wordt de deportatie van Joden met trams en treinen betaald. Ook de uitbreiding van doorgangskamp Westerbork en de bouw van concentratiekamp Vught worden ermee betaald.

In totaal berooft de Liro-bank de Nederlandse Joden van een enorm bedrag, dat geschat wordt tussen de 325 en 455 miljoen gulden.

Joodse diamanthandelaren worden gefouilleerd

17 april 1942 Amsterdam

Op 16 april 1942 moeten Joodse diamanthandelaren hun voorraad inleveren bij het Rijksbureau voor Diamant. Een dag later doorzoeken ambtenaren onder leiding van een Amsterdamse rechercheur de zakken van de Joodse handelaren op de Diamantbeurs in Amsterdam. Dit gebeurt op een brutale en vernederende manier.  Handelaren die toch nog diamanten hebben, moeten deze afgeven.

Oprichting Bureau Joodsche Zaken

1 juni 1942 Amsterdam

De hoofdcommissaris van de Amsterdamse politie, Sybren Tulp, richt op 1 juni 1942 het Bureau Joodsche zaken op. Hij vindt dat de Amsterdamse politie Joden beter kan opsporen dan Duitse instanties, omdat zij de stad beter kent. Het Bureau is gevestigd in het centrum van Amsterdam. De leiding is in handen van Rudolf Dahmen von Buchholz, een NSB'er en antisemiet. 

Bureau Joodsche Zaken behandelt zaken van Joden die anti-Joodse maatregelen of gewone wetten overtreden en spoort Joodse onderduikers op. Bij arrestaties gebruiken de agenten geweld en stelen ze Joodse eigendommen. De diefstal loopt erg uit de hand. Daarom komt de afdeling begin 1943 onder leiding van de Sicherheitsdienst.

De geallieerden landen op Sicilië

10 juli 1943 Sicilië

De geallieerden beginnen op 10 juli 1943 met de landing op het eiland Sicilië. Dat ligt bij de punt van het Italiaanse vasteland. Ze brengen over water en door de lucht troepen en materieel aan land. Het slechte weer bemoeilijkt de operatie, maar zorgt ook voor een verrassingselement. De Duitsers en Italianen verwachten bij zulke stevige wind geen aanval.

Aan het einde van de eerste dag hebben de geallieerden twee havens veroverd. Zo kunnen nieuwe troepen snel aan land komen. Na een felle strijd zijn de geallieerden aan de winnende hand. Eind juli beginnen Duitsland en Italië hun troepen terug te trekken. Twee weken later is heel Sicilië in handen van de geallieerden.

Vanuit Sicilië kunnen de Britten en Amerikanen verder trekken in Italië en beginnen met de bevrijding van Europa.

Laatste razzia’s in Amsterdam: 17.000 Joden opgepakt

20 juni 1943 Amsterdam

Op zondag 20 juni 1943 houdt de Duitse bezetter een grote razzia in Amsterdam. De actie is in het geheim door de nazi’s voorbereid. Duitse en Nederlandse politieagenten sluiten de wijken af in Amsterdam-Oost en Amsterdam-Zuid. Hier wonen de meeste Joden in de stad.

Vanaf ‘s ochtends 3:30 uur rijden luidsprekerwagens rond, die de Joden bevelen zich te melden op verzamelplaatsen. Wie niet vrijwillig komt, wordt met geweld uit zijn huis gehaald. De razzia duurt tot diep in de nacht en gaat ook de volgende dag nog verder. Er worden ongeveer 5.500 Joden opgepakt.

Een maand later houdt de bezetter nog een kleine razzia. Ten slotte volgt op 29 september 1943 een laatste grote razzia. Daarin worden ongeveer 10.000 Joden opgepakt en naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Er zijn dan bijna geen Joden meer in Amsterdam.

Lege Joodse huizen

1945 Amsterdam

Er worden ongeveer 60.000 Joden uit Amsterdam gedeporteerd door de nazi’s tussen 1941 en 1945. De meesten zijn vermoord. Hun woningen zijn vaak ingenomen door andere Nederlanders, maar veel woningen blijven leeg, worden dichtgetimmerd, en worden tijdens de hongerwinter half gesloopt voor brandhout. In de Transvaalbuurt en de Jodenbuurt zijn straten verlaten. De huizen zijn ruïnes geworden.

Overzicht van de holocaustslachtoffers

1939-1945 Europa

De nazi’s vermoorden Joden uit heel Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op deze kaart zie je het aantal Joodse slachtoffers per land.

Hitlers laatste aanval: het Ardennenoffensief

16 december 1944 België

In december 1944 doet Duitsland een laatste poging om de geallieerden te verslaan. Met de grootschalige aanval hopen Hitler en zijn generaals de geallieerden tot een wapenstilstand te dwingen.

Zonder dat de geallieerden het merken brengen de Duitsers steeds meer troepen over naar de grens met België en Luxemburg. Hier begint de Wehrmacht op 16 december met haar aanval op het geallieerde leger, dat wordt verrast door de aanval.

De geallieerden zijn in de minderheid en door het slechte weer kan de luchtmacht niet opstijgen. Het Duitse leger wordt afgeremd door de sneeuw op de wegen.

Op 23 december klaart het weer op en kunnen de geallieerden met hun vliegtuigen de Duitse posities bombarderen. Toch duurt het nog tot 3 januari 1945 voor een grote geallieerde tegenaanval begint. Pas eind januari zijn de Duitsers teruggedrongen tot waar ze hun aanval begonnen waren.

Aan beide kanten zijn de verliezen groot. Tienduizenden soldaten zijn dood, vermist of gewond.

Duitsland capituleert in heel Europa

7 mei 1945 Reims

Hitler pleegt zelfmoord op 30 april 1945. In de dagen erna stort nazi-Duitsland definitief in. Berlijn is bezet door het Sovjet-leger. De Duitsers hebben nog maar de macht over enkele losse stukken van Duitsland en de bezette gebieden. Delen van het Duitse leger hebben zich al overgegeven. De geallieerden eisen de onvoorwaardelijke overgave van het Duitse leger en de Duitse legerleiding heeft geen keus meer, ze moet dit wel accepteren.

Op 7 mei 1945 tekent de Duitse generaal Alfred Jodl de overgave in de Franse plaats Reims. Eisenhowers stafchef en een Sovjet-generaal tekenen namens de geallieerden. In het document staat dat alle Duitse strijdkrachten op 8 mei 1945 om 23.01 uur zullen stoppen met vechten.

De volgende dag geeft de Sovjet-Unie aan dat ze de overgave niet accepteren. Ze eisen een aparte overgave van Duitsland aan hun Rode Leger. Deze wordt op 8 mei ondertekend door Veldmaarschalk Wilhelm Keitel in Berlijn in aanwezigheid van de opperbevelhebber van het Sovjetleger, generaal Georgi Zjoekov. Een dag later gaat de overgave in.

Door de twee verschillende momenten van overgave zijn er twee dagen waarop de Duitse overgave gevierd wordt. In West-Europa is dat VE-Dag (Victory in Europe Day) op 8 mei. In Rusland viert men op 9 mei de Dag van de Overwinning. 

Bevrijdingsfeesten in Nederland

mei 1945 Nederland

Op 5 mei 1945 gaat de Duitse wapenstilstand in. Nederland is na vijf jaar verlost van zijn bezetter. Overal in het land gaan mensen de straat op om de vrijheid te vieren.

Hoewel veel mensen verdriet hebben over de zware jaren, overheerst na de bevrijding de blijdschap. Er wordt gedanst, gezongen en gezwaaid met de Nederlandse vlag.

De Engelse en Canadese troepen die de steden in rijden worden onthaald als helden. Mensen rijden mee op hun tanks en jeeps en genieten van de kauwgom en chocolade die de soldaten uitdelen. De feeststemming duurt maanden.

Arrestatie NSB-leider Anton Mussert

7 mei 1945 Den Haag

Anton Mussert, de leider van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) wordt op 7 mei 1945 in Den Haag gearresteerd. Later dat jaar krijgt hij de doodstraf opgelegd door het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag. De Nederlander Mussert krijgt deze straf omdat hij heeft meegewerkt aan de Duitse overheersing en omdat hij de bezetter hulp heeft verleend.

Op 7 mei 1946, één jaar na zijn arrestatie, wordt Mussert door een vuurpeloton geëxecuteerd. Dit gebeurt op de Waalsdorpervlakte. Hier zijn tijdens de oorlog veel verzetsstrijders vermoord door de Duitse bezetter.

Executie van Auschwitz-commandant Rudolf Höss

16 april 1947 Oświęcim

Rudolf Höss wordt op 16 april 1947 opgehangen op de binnenplaats naast het voormalige crematorium van Auschwitz. Höss was de commandant van concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. Hier was hij verantwoordelijk voor de dood van bijna een miljoen Joden en andere gevangenen in het kamp.

Na de oorlog leeft Höss een tijd onder een valse naam, maar in maart 1946 spoort een Brits team hem op. Hierna getuigt hij tijdens het Proces van Neurenberg. De geallieerden leveren hem uit aan Polen, omdat Auschwitz tijdens de Duitse bezetting op Poolse grond lag. Daarom wordt hij berecht in Polen. 

In de cel schrijft hij zijn autobiografie. Hierin betreurt hij wat er gebeurd is, maar Höss geeft zijn schuld niet toe. Hij zegt dat hij slechts bevelen heeft opgevolgd. In maart 1947 oordeelt de rechter dat Höss schuldig is en legt hem de doodstraf op.

Herdenking slachtoffers van openbare executies

5 mei 1945 Amsterdam

Al op 5 mei 1945 leggen inwoners van Amsterdam bloemen en kransen op de plekken waar gevangenen en burgers zijn doodgeschoten. Er komen veel mensen op af.

De nazi’s schieten sinds september 1944 regelmatig in het openbaar mensen neer als vergelding voor aanslagen door het verzet. Soms halen ze gevangenen uit de cel, maar ze kiezen ook willekeurige mensen uit de omgeving van een aanslag. Voorbijgangers moeten toekijken. 

Op het Weteringplantsoen schiet de Duitse bezetter op 12 maart 1945 dertig politieke gevangenen dood. De moordpartij is een vergelding voor het doodschieten van een Sicherheitsdienst-ambtenaar, vlakbij in een huis op de Stadhouderskade. De executie eist onbedoeld nog een dodelijk slachtoffer. De ondergedoken Jan Koopmans wordt door een verdwaalde kogel geraakt als hij door het raam naar de executie kijkt.

Kort na de executie leggen leden van het verzet de Nederlandse vlag over de slachtoffers.

Het Nationaal Monument op de Dam

13 december 1947 Amsterdam

Koningin Wilhelmina legt op 13 december 1947 een krans bij het Nationaal Monument op de Dam. Vertegenwoordigers van de Nederlandse provincies plaatsen urnen in het monument. 

De urnen bevatten aarde uit alle provincies en uit bijzondere plekken. Plaatsen waar mensen gefusilleerd zijn. Van de Grebbeberg waar zwaar gevochten is in mei 1940, en uit Walcheren, waar het geallieerde leger landde. De aarde uit de provincie Noord-Brabant is vermengd met de as van gecremeerde gevangenen uit kamp Vught. Het Nationaal Monument wordt hiermee een symbolisch graf voor alle mensen die hun leven voor het vaderland gegeven hebben.

Op 4 mei 1956 onthult koningin Juliana (de dochter van Wilhelmina) een nieuw monument. Dit is op de plek van het oude monument gebouwd en is nog steeds het huidige Nationaal Monument op de Dam. 

Verenigde Naties nemen de Genocide-Conventie aan

9 december 1948 Parijs

Op 9 december 1948 neemt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Genocide Conventie aan. Op 12 januari 1951 treedt het verdrag in werking. De Genocide Conventie is bedoeld om genocide (volkerenmoord) te voorkomen en plegers ervan te kunnen vervolgen.

Genocide is hierdoor als misdaad opgenomen in het internationale recht. Het wordt omschreven als: ‘alle handelingen die gepleegd worden met het doel de vernietiging van een nationale, etnische of godsdienstige groep of een groep van een bepaald ras.’

De term genocide is afkomstig van de Pools-Joodse jurist Raphael Lemkin. Hij bedacht het woord om de misdaden van de nazi’s tijdens de oorlog te beschrijven. Voor Lemkin was het aannemen van de Genocide-Conventie ook een persoonlijke zaak. Het grootste deel van zijn familie werd tijdens de oorlog vermoord door de nazi’s. 

Japan bombardeert Pearl Harbor: Hitler verklaart de oorlog aan de VS.

7 december 1941 Pearl Harbor

Op zondagochtend 7 december 1941 komt een Japanse oorlogsvloot aan bij de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor, op Hawaï. Met bommen en torpedo’s bestoken de Japanners de Amerikanen. Als de aanval voorbij is zijn er meer dan 3.500 Amerikaanse doden en gewonden. Ook zijn achttien oorlogsschepen tot zinken gebracht en honderden vliegtuigen vernietigd of beschadigd.

Japan valt de Verenigde Staten aan om te voorkomen dat de Amerikanen de Japanse plannen voor gebiedsuitbreiding in Azië dwarsbomen. De verrassingsaanval is perfect uitgevoerd, maar Japan heeft de VS er niet mee verslagen. De aangerichte schade blijkt snel te repareren en de belangrijkste Amerikaanse vliegdekschepen liggen op dat moment in andere havens. De Verenigde Staten kunnen daarom snel terugslaan.

Japan valt die dag ook Singapore, Maleisië, Hong Kong, Thailand en Amerikaanse bases op de Filippijnen en Guam aan. Daardoor komt Japan in oorlog met Groot-Brittannië en Canada. Ook Australië, Nieuw-Zeeland en Nederland verklaren Japan de oorlog, die zich snel over het oosten van Azië verspreidt.

De Amerikaanse bevolking ziet de aanval als een laffe daad en staat als één man achter de beslissing van de regering om Japan de oorlog te verklaren. Als tegenreactie verklaart Hitler op 11 december 1941 de oorlog aan Amerika. Duitsland is namelijk een bondgenoot van Japan. Hierdoor krijgt Hitler een nieuwe sterke tegenstander. De Verenigde Staten vechten vanaf nu met de geallieerden mee tegen nazi-Duitsland.

Wannseeconferentie. Nazi’s organiseren de moord op Europese Joden

20 januari 1942 Wannsee, Berlijn

Op 20 januari 1942 komen vijftien hooggeplaatste nazi’s samen in een villa aan de Wannsee, een groot meer in een buitenwijk van Berlijn. Op deze conferentie bespreken ze de geplande moord op elf miljoen Europese Joden.

De nazi’s hebben een tijd gedacht dat ze Joden naar het buitenland konden laten emigreren maar door de oorlogsomstandigheden is dat niet langer mogelijk. In plaats daarvan zullen de Joden naar het oosten ‘geëvacueerd’ worden. Er wordt op gerekend dat een groot gedeelte van hen door ‘natuurlijke vermindering’ zal uitvallen. De overblijvende Joden krijgen een ‘passende behandeling’.

Ze verbergen hun ware bedoeling achter ambtelijke taal. Deze woorden komen uit de notulen van de conferentie die bewaard zijn gebleven. Wat er eigenlijk staat is dat de nazi’s een volkerenmoord organiseren. ‘Evacueren’ betekent deportatie naar concentratie- en vernietigingskampen en ‘een passende behandeling geven’ staat voor ‘moord’.

Hitler heeft eerder al besloten dat alle Europese Joden vermoord moeten worden. In de Sovjet-Unie zijn vanaf juli 1941 Duitse speciale eenheden (Einsatzgruppen) actief om Joden te doden. En in het bezette Joegoslavië vinden sinds het voorjaar van 1941 executies plaats. Begin 1942 zijn al meer dan een miljoen Joden vermoord.

Invoer van de Jodenster in Nederland

3 mei 1942 Nederland

Op 29 april 1942 kondigen de nazi’s een nieuwe vernedering voor de Joodse Nederlanders aan. Vanaf 3 mei moeten zij een herkenningsteken dragen: een zespuntige gele Davidster met in het midden het woord ‘Jood’.

Door de ster zijn mensen als Jood op straat te herkennen. De Duitse bezetter wil hiermee Joden verder afzonderen van de niet-Joodse Nederlanders. Het niet dragen van de ster wordt streng bestraft. Je kan ervoor naar een concentratiekamp gestuurd worden.

De Joodse Raad krijgt de opdracht in drie dagen de sterren te verspreiden onder de Joodse Nederlanders. Zij zijn verplicht vier sterren per persoon te kopen voor vier cent per stuk. Kinderen vanaf 6 jaar moeten hem al dragen. In totaal worden 569.355 Jodensterren verspreid.

Sommige Joden dragen de ster met trots, veel anderen ervaren het als een vernedering. Ook onder niet-Joodse Nederlanders maakt de nieuwe maatregel wat los. Er zijn mensen die protesteren door een zelfgemaakte ster met ‘katholiek’ of ‘ariër’ te dragen. Anderen groeten Joden op straat of staan hun zitplek in de tram af. Maar na enige tijd neemt de verontwaardiging af en groeit de kloof tussen Joden en niet-Joden.

De familie Frank duikt onder

6 juli 1942 Amsterdam

Op 5 juli 1942 krijgt Margot een oproep voor een werkkamp in Duitsland. Ze behoort tot de eerste groep Joden in Nederland die wordt opgeroepen. Haar ouders willen haar niet laten gaan, maar wie niet gaat, wordt gearresteerd. Otto en Edith zijn voorbereid en hebben het plan om op 16 juli onder te duiken in de schuilplaats, die Otto achter zijn bedrijfsgebouw heeft ingericht. Vanwege Margots oproep gaan ze eerder.

De ochtend na de oproep verlaten ze hun huis. Aan hun onderhuurder vertellen ze dat ze naar Zwitserland gaan.

Anne schrijft een paar dagen later over de onderduik in haar dagboek.

‘Uit het raam kijken of naar buiten gaan mogen wij natuurlijk nooit. Ook moeten we zachtjes zijn, want beneden mogen ze ons niet horen.’ 

De familie Frank wordt geholpen door zes medewerkers en vrienden van Otto, maar de magazijnmedewerkers op de begane grond weten niets van de schuilplaats, behalve de vader van helper Bep Voskuijl. Hij is magazijnmeester en houdt een oogje in het zeil.

Slag om Stalingrad: een grote nederlaag voor Duitsland

februari 1943 Stalingrad

De Duitse veldmaarschalk Friedrich Paulus en zijn Zesde Leger geven zich op 31 januari 1943 over aan het Rode Leger (het leger van de Sovjet-Unie). Van het Duitse leger is bijna niets meer over. Na vijf maanden strijd beleeft Duitsland een verpletterende nederlaag.

Eind augustus 1942 begint het Duitse leger met een grote aanval om de Russische stad Stalingrad in handen te krijgen. De verovering heeft niet alleen een strategisch doel. Omdat de stad de naam draagt van Sovjetleider Jozef Stalin heeft ze een grote symbolische waarde. 

Beschietingen en bombardementen verwoesten Stalingrad, maar om de stad te veroveren moeten de Duitse militairen huis-voor-huis vechten met de soldaten van het Rode Leger. Ze worden daarbij beschoten door sluipschutters, die zich tussen de puinhopen verschuilen. Als de strenge Russische winter inzet, wordt de situatie nog slechter.

Voor het Rode Leger is de winter juist een voordeel. Het ijs is nu dik genoeg om tanks over de rivieren te laten rijden. Terwijl de straatgevechten doorgaan, lukt het de Sovjets eind november 1942 de stad met hun tanks te omsingelen. Het Duitse leger zit nu in de val, maar geeft nog niet op. Pas na zes weken valt het doek. Aan beide kanten zijn honderdduizenden soldaten gesneuveld.

De Slag om Stalingrad is een belangrijk keerpunt in de oorlog. Het Duitse leger blijkt niet onverslaanbaar te zijn. Dit geeft de Sovjet-Unie weer hoop, net als de inwoners van de bezette gebieden.

Het verzet pleegt een aanslag op het bevolkingsregister van Amsterdam

27 maart 1943 Amsterdam

Op de avond van zaterdag 27 maart 1943 plegen negen leden van een verzetsgroep een aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister. Verkleed als politieagenten overmeesteren ze de bewakers. De verzetsmensen openen de archiefkasten, gooien de papieren over de vloer en gieten er een brandbare stof over. Daarna plaatsen ze explosieven en vertrekken ze. Korte tijd later zijn er vijf ontploffingen en breekt een grote brand uit, die tot ver in de omtrek te zien is.

Deze aanslagplegers horen bij een verzetsgroep die valse persoonsbewijzen maakt. Omdat het risico bestaat dat die vervalsingen worden ontdekt als de gegevens daarvan in het bevolkingsregister worden gecontroleerd, wil die groep het register vernietigen.

De aanslag lukt maar gedeeltelijk. Een deel van het gebouw is verbrand en ingestort, maar het grootste deel staat nog overeind. Slechts 15% van de aanwezige gegevens gaat volledig verloren. Toch is het archief nog lange tijd onbruikbaar en kan er door de puinhoop ook nieuwe, valse informatie worden geplaatst door ambtenaren die met het verzet in contact staan.

Door verraad ontdekt de Sicherheitsdienst al snel wie achter de aanslag zitten. Bijna alle aanslagplegers en hun helpers worden op 2 juli 1943 doodgeschoten door de nazi’s. Drie van hen komen in een gevangenis terecht. Een paar anderen kunnen onderduiken.

Alle Joden moeten weg uit Amsterdam

20 mei 1943 Polderweg, Amsterdam

Op 20 mei 1943 melden ongeveer 750 Joden zich bij het gebouw van de militaire politie bij het Muiderpoortstation in Amsterdam. Ze geven gehoor een maatregel van Rauter, hoofd van de Duitse SS en de politie, dat geen enkele Jood meer zonder toestemming in Amsterdam mag verblijven. Alleen Joden met een zogenaamde Sperre, een bewijs van uitstel, mogen langer blijven.

De mensen komen ‘s avonds aan in Westerbork. Zeker twee van hen, een echtpaar, worden vijf dagen later op transport gezet naar het vernietigingskamp Sobibor, waar zij op 28 mei 1943 worden vergast. Het is niet bekend wat er met de anderen is gebeurd, doordat hun namen niet bekend zijn.

Rauter is ontevreden over de lage opkomst op deze dag en al een paar dagen later houden de Duitsers een grote razzia in het centrum van Amsterdam. Hierbij pakken ze ongeveer 3.000 mensen op, die naar Westerbork gedeporteerd worden. Ook dwingen de Duitsers de Joodsche Raad om van een groot aantal Joden de Sperre af te nemen en ze voor transport naar Westerbork te selecteren.

D-Day: de geallieerden landen in Frankrijk

6 juni 1944 Normandië

Op 6 juni 1944 begint kort na middernacht D-Day, een enorme militaire operatie. Meer dan 5.000 schepen vervoeren 150.000 geallieerde soldaten en 1.500 tanks naar de kust van Normandië in Frankrijk.

Twee jaar lang is achter de schermen gewerkt aan ‘Operatie Overlord’. Het doel is het opzetten van een landingsbasis op het Europese vasteland. Van hieruit kunnen de geallieerden de landen bevrijden die Duitsland heeft bezet, en optrekken richting Berlijn. En als Duitsland ook in het westen moet vechten, krijgt de Sovjet-Unie het wat makkelijker.

De Duitsers verwachten een aanval in Calais en niet in Normandië. In Calais is het Kanaal, de zee tussen Engeland en Frankrijk, namelijk het smalst. Langs de hele Franse kust heeft de Wehrmacht een half miljoen militairen gestationeerd. Ook is de Atlantikwall opgezet, een stevige verdedigingslinie.

De geallieerden komen op een paar plaatsen langs de kust van Normandië aan land. De aanval wordt gesteund met bombardementen en landingen van parachutisten. Op sommige plekken kunnen ze de Duitse verdedigers gemakkelijk terugdringen, maar op andere plekken krijgen ze meer tegenstand. Op ‘Omaha Beach’ is het de Amerikaanse bommenwerpers niet gelukt de Duitse verdedigingslinie goed te raken. Daar schieten de Duitse schutters de soldaten neer die aan land proberen te komen. Sommigen komen niet eens zover en verdrinken al als ze het schip verlaten.

Aan het einde van D-Day hebben de geallieerden een basis op het vasteland gevestigd. De Duitsers proberen lang stand te houden. Er wordt nog twee maanden in Normandië gevochten voordat het lukt om verder Frankrijk in te komen. Op 15 augustus landen de geallieerden ook in Zuid-Frankrijk. De hoofdstad Parijs wordt op 25 augustus bevrijd en half september 1944 is het Duitse leger bijna uit Frankrijk verdreven.

Het Rode Leger verovert Berlijn

2 mei 1945 Berlijn

Op 2 mei 1945 bezetten Sovjettroepen de Berlijnse Rijksdag en planten de Sovjetvlag op het dak. Het is het hoogtepunt van een twee weken durend gevecht om de Duitse hoofdstad te veroveren.

De militaire operatie begint op 16 april met een grote aanval op de Seelower Hoogten, de Duitse verdedigingslinie bij de rivier de Oder. Het Sovjetleger vuurt bij deze aanval één miljoen granaten af. Ondanks dat het nacht is, is de horizon verlicht door explosies en zoeklichten die het Duitse leger verblinden. Na twee dagen zware strijd breekt het Rode Leger door de Duitse verdediging en op 25 april heeft het Sovjetleger Berlijn omsingeld.

Hitler heeft bevolen de stad ‘tot de laatste man’ te verdedigen. In de straten zijn versperringen opgeworpen zodat tanks en soldaten er niet door kunnen. Door een tekort aan soldaten krijgen de jongens van de Hitlerjugend en de oude mannen van de Volkssturm de opdracht de stad te helpen verdedigen. Met handvuurwapens en granaten maken ze geen kans tegen het Rode Leger, en velen sterven een zinloze dood.

Op 2 mei geeft Helmuth Weidling, de commandant van de Berlijnse verdedigingstroepen, zich over. Duitsland is nu bijna volledig verslagen. 

Duitsland geeft zich over: Nederland is bevrijd

5 mei 1945 Wageningen

Op 4 mei 1945 geeft het Duitse leger in Noord-West Europa zich over aan de geallieerden onder bevel van de Britse generaal Montgomery. De volgende dag zal er niet meer worden gevochten.

Op 5 mei wordt in Wageningen de overgave van de Duitse troepen in Nederland besproken. Er wordt vastgelegd hoe de Duitsers zich terugtrekken en wanneer de geallieerden de macht overnemen.

De Canadese generaal Charles Foulkes en de Duitse generaal Johannes Blaskowitz ondertekenen de afspraken in het capitulatiedocument ‘s middags om 16.30 uur. Ook Prins Bernhard der Nederlanden is hierbij. Hij is de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten. De volgende dag worden de details verder uitgewerkt en op 7 mei nemen de Britten en Canadezen het gezag over Nederland over van het Duitse leger.

De oorlog is nu voorbij. Sinds 1946 viert Nederland op 5 mei Bevrijdingsdag.

Nazikopstukken staan terecht in Neurenberg

20 november 1945 Neurenberg

Van 20 november 1945 tot 1 oktober 1946 is het eerste Proces van Neurenberg. Hier staan 24 kopstukken van het naziregime terecht voor hun misdaden tijdens en voor de oorlog. Niet alle belangrijke nazi’s kunnen worden berecht. Hitler, Himmler en Goebbels hebben dan al zelfmoord gepleegd. Andere nazi’s zijn vermist of op de vlucht.

Het Internationaal Militair Tribunaal zit het proces voor. Er zijn acht rechters, twee voor elk van de geallieerde landen; Frankrijk, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en de Sovjet-Unie. De nazi’s zijn op vier punten aangeklaagd: samenzwering, het beginnen van een oorlog, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.

Het tribunaal legt twaalf keer de doodstraf op. Zeven veroordeelden krijgen gevangenisstraffen van 10 jaar tot levenslang. Drie aangeklaagden worden vrijgesproken. Twee anderen worden niet vervolgd.

Na het proces tegen de kopstukken volgen nog twaalf andere processen in Neurenberg. Hier staan onder meer artsen, legerofficieren, rechters, industriëlen en leden van de Einsatzgruppen terecht.

Israel ontvoert Adolf Eichmann, de architect van de Holocaust

11 mei 1960 Buenos Aires - Jeruzalem

Op 11 mei 1960 wordt Adolf Eichmann in Buenos Aires ontvoerd door een eenheid van de Mossad (de Israëlische geheime dienst). Het commandoteam smokkelt hem het land uit en brengt hem naar Israël waar hij terecht moet staan.

Eichmann is op dat moment al 15 jaar voortvluchtig. Na de Tweede Wereldoorlog verhuist hij onder een valse naam naar Argentinië, omdat hij bang is voor vervolging voor zijn misdaden tijdens de oorlog. Als SS’er was hij verantwoordelijk voor de deportatie van Joden naar concentratie- en vernietigingskampen. Eichmann was een belangrijke schakel in het plannen en uitvoeren van de moord op de Europese Joden en wordt daarom ook wel de ‘architect’ van de Holocaust genoemd. 

Een jaar later begint het proces tegen Eichmann en het duurt vier maanden. De hele wereld is er getuige van omdat er op tv, radio en in de kranten verslag van wordt gedaan. Dankzij de vele getuigenissen tijdens de rechtszaak leert het grote publiek de gruwelijke details van de Holocaust kennen. Voor het eerst spreekt men op grote schaal over de Jodenvervolging. Eichmann wordt ter dood veroordeeld en op 1 juni 1962 opgehangen.

Herdenking van de Februaristaking en de Jodenvervolging in Amsterdam

25 februari 1947 Waterlooplein, Amsterdam

Een zwart doek is om een mast gehangen. Aan de voet ligt een Davidster van tulpen. Een erewacht van voormalige verzetsstrijders staat voor een cirkel van duizenden bloemen, die in de loop van de dag door het publiek zijn neergelegd. In heel Amsterdam houden de gemeentediensten en het openbaar vervoer een minuut stilte. Volgens de pers zijn er wel 10.000 mensen aanwezig op het Waterlooplein. Zo herdenkt de stad de Februaristaking en de jodenvervolging, die zes jaar eerder begon.

De VN aanvaardt de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens

10 december 1948 Parijs

Op 10 december 1948 aanvaardt de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De ondertekenaars erkennen hiermee het bestaan van mensenrechten die voor iedereen gelden.

De Universele Verklaring is een reactie op de nazimisdaden. Om de vrijheid van mensen te respecteren en garanderen zijn bepaalde rechten nodig. Zo staat er in de verklaring dat mensen gelijke rechten hebben, ongeacht hun afkomst. Discriminatie is dus verboden. Ook hebben mensen het recht op vrijheid van meningsuiting, mogen ze zelf hun godsdienst bepalen en hebben ze recht op onafhankelijke rechtspraak. Andere rechten zijn sociaal-economisch van aard. Dit zijn onder meer het recht op arbeid en onderwijs en het recht op een eigen cultuur.

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geldt nog steeds als een algemene morele standaard en is de basis voor organisaties die zich inzetten voor mensenrechten.

Het internationaal Jeugdcentrum van de Anne Frank Stichting wordt geopend

3 mei 1961 Amsterdam

Een jaar na de openstelling van het Achterhuis wordt ook het Internationaal Jeugdcentrum geopend. Dit is gevestigd in het pand ernaast, op Prinsengracht 265.

Het jaar daarvoor legt Otto Frank in een radiointerview zijn bedoeling met het Internationaal Jeugdcentrum uit:
“Het Anne Frank Huis vormt een basis, maar het Internationale Jeugdcentrum zal alles gaan doen om de Anne Frank idealen uit te dragen: helpen, werken aan vrede, tolerantie en begrip. Dat is het belangrijkste wat we moeten doen.”

Oorlogsenthousiasme

2 augustus 1914 Europa

De uitbraak van de Eerste Wereldoorlog wordt door veel mensen met vreugde ontvangen. Op 2 augustus 1914 gaan jonge Duitsers de straat op en zingen nationalistische liederen om te vieren dan hun leger zich klaarmaakt voor de oorlog. Ook in Engeland en Frankrijk is er veel enthousiasme. Mensen melden zich spontaan om vrijwillig in dienst te gaan.

Veel intellectuelen en kunstenaars zijn blij met de oorlog. Ze hopen op verandering en actie. In de oorlogvoerende landen voelen velen zich verbonden met hun landgenoten nu ze tegenover een gemeenschappelijke vijand staan. Ze zien hun tegenstander als de aanstichter van het conflict en vinden hun eigen reactie daarom rechtvaardig. Ook speelt mee dat bijna iedereen erop rekent dat de oorlog kort zal duren en zal eindigen met een overwinning.

Onder de boeren is er minder enthousiasme. Nu zij en hun zoons naar het front moeten, kunnen ze hun oogst niet binnen halen. Pacifisten en socialisten protesteren zelfs tegen de oorlog. De laatsten zien de oorlog als een machtsspel van de heersende klassen en vinden dat arbeiders zich internationaal moeten verenigen in plaats van op elkaar te schieten.

Hitler als soldaat in de Eerste Wereldoorlog

1 juli 1916 Frankrijk

Als de Eerste Wereldoorlog uitbreekt, meldt Adolf Hitler zich enthousiast als vrijwilliger bij het Duitse leger. Hij wordt ingedeeld bij de grondtroepen aan het westfront. Als koerier brengt hij berichten over van de leiding naar het front. Het is gevaarlijk werk, maar veel minder gevaarlijk dan het leven van de frontsoldaten. In december 1914 krijgt Hitler het IJzeren Kruis tweede klasse voor zijn moed. Aan zijn oude huurbaas schrijft hij: ‘Het was de gelukkigste dag van mijn leven.’

Op 5 oktober 1916 raakt hij gewond door een granaatscherf. Vijf maanden later is hij weer terug aan het westfront. De helft van Hitlers regiment raakt in april 1918 tijdens aanvallen gewond of sneuvelt, maar hij niet. Hitler krijgt, mogelijk op voorspraak van een Joodse officier, zijn tweede onderscheiding: het IJzeren Kruis eerste klasse. 

Als Duitsland in november 1918 de oorlog verliest, ligt Hitler in een militair ziekenhuis. Hij is gewond geraakt aan zijn ogen tijdens een gifgasaanval. Het nieuws van de Duitse overgave stort hem in een diepe crisis. Hitlers oorlogservaringen hebben een grote invloed op zijn leven en denken. In de nasleep van de oorlog radicaliseert hij en wordt hij politiek actief.

Puinhopen na de Derde Slag bij Ieper

5 oktober 1917 Ieper

De Derde Slag bij Ieper, ook wel bekend als de Slag om Passendale, vindt tussen 31 juli en 10 november 1917 plaats. Het is één van de beruchtste veldslagen uit de Eerste Wereldoorlog. Belgische, Britse, Canadese, Australische en Nieuw-Zeelandse troepen vechten tegen het Duitse leger bij de Belgische stad Ieper. Aan beide kanten  sneuvelen honderdduizenden soldaten of raken gewond.

De Duitse keizer vlucht naar Nederland

10 november 1918 Eijsden

Op 10 november 1918 meldt de Duitse keizer Wilhelm II zich bij de Nederlandse grenspost in Eijsden. De dag ervoor is hij afgezet en hij is bang voor Duitse revolutionairen. De geallieerden willen hem berechten voor oorlogsmisdaden. Omdat Nederland neutraal was tijdens de Eerste Wereldoorlog, vraagt hij in dat land politiek asiel aan. De Nederlandse regering is al van zijn komst op de hoogte en hij wordt toegelaten.

Wilhelm II woont eerst in kasteel Amerongen. Vanaf 1920 krijgt hij een vaste verblijfplaats: Huis Doorn. Hier sterft hij in 1941 op 82-jarige leeftijd. Hij wordt begraven in een klein mausoleum op zijn landgoed.

Het Belgische leger bezet Aken

30 november 1918 Aken

Op 30 november 1918 steken Belgische troepen de Duitse grens over en trekken Aken binnen. Daarmee  begint de bezetting van het gebied tussen de Rijn en de Nederlandse grens, van Aken tot Kleef.

Na de wapenstilstand op 11 november 1918 moet Duitsland zich in eigen land tot achter de Rijn terugtrekken. De legers van België en Frankrijk nemen langs hun grenzen de macht over in het Duitse grondgebied.

Na anderhalf jaar vertrekt het Belgische leger en nemen de Fransen hun gebied in. Die blijven tot 1929. Groot-Brittannië houdt het gebied rond Keulen bezet tot 1926.

De Rijksdagbrand

27 februari 1933 Berlijn

Op 27 februari breekt er brand uit in de Rijksdag, het Duitse parlementsgebouw in Berlijn. Het bewakingspersoneel overmeestert een vermoedelijke brandstichter: de Nederlandse communist Marinus van der Lubbe. Het gebouw wordt zwaar beschadigd. Het parlement moet voortaan ergens anders samenkomen.De nazileiders grijpen de brandstichting aan om af te rekenen met hun politieke tegenstanders: de communisten en sociaaldemocraten. Hitler overtuigt zijn kabinet ervan dat de brandstichting onderdeel is van een staatsgreep. Rijkspresident Paul von Hindenburg kondigt daarom de noodtoestand af. Deze zogeheten ‘‘Rijksdagbrandverordening’ beperkt de vrijheden en rechten van de bevolking enorm. Hiermee is de basis gelegd voor de nazidictatuur.

Dankzij de noodtoestand zijn vrijheid van meningsuiting, recht op vergadering en het briefgeheim niet meer geldig. Ook kan de politie willekeurig huizen doorzoeken en mensen arresteren. De nazi’s gebruiken deze bevoegdheden om hun politieke tegenstanders te vervolgen. Binnen een paar weken zijn er al 10.000 communisten opgepakt.

Marinus van der Lubbe kan zijn onschuld niet bewijzen en hij wordt ter dood veroordeeld. Er zijn ook aanwijzingen dat de nazileider Hermann Göring de brand heeft aangestoken om de schuld aan de communisten te kunnen geven, maar ook dit is nooit bewezen.

Dachau opgericht: Het eerste concentratiekamp

22 maart 1933 Dachau

In maart 1933 openen de nazi’s in de buurt van München het concentratiekamp Dachau. Kort daarop volgt het concentratiekamp Oranienburg ten noorden van Berlijn. In het Emsland, vlak bij de Nederlandse grens, komen Esterwegen en Börgermoor. In deze kampen moeten de gevangenen werken in de veenarbeid.

De kampen zijn bedoeld voor de duizenden mensen die sinds Hitlers machtsovername zijn gearresteerd door de nazi’s. De gevangenissen zijn overvol. Alleen al in de maand april worden er tienduizenden mensen gearresteerd. Veel slachtoffers zitten zonder aanklacht gevangen. De nazi’s noemen dat “Schutzhaft” (preventieve hechtenis).

De concentratiekampen zijn ook bedoeld als waarschuwing. Ze maken de bevolking duidelijk wat er gebeurt als je je verzet tegen de regering. Verhalen en geruchten over de misstanden in de kampen verspreiden zich al snel.

De gevangenen worden mishandeld, gemarteld en soms zelfs vermoord. Vooral Joodse gevangenen en bekende tegenstanders van het nazi-regime hebben het zwaar.

Boekverbrandingen aan Duitse universiteiten

10 mei 1933 Duitsland

Op 10 mei 1933 organiseren nationaalsocialistische studenten boekverbrandingen op universiteiten in heel Duitsland. Het is een symbolische actie, gericht tegen alles waarvan de nazi’s vinden dat het niet in Duitsland thuishoort. Boeken van Joodse, linkse en pacifistische schrijvers zoals Sigmund Freud, Karl Marx en Erich Maria Remarque gaan in vlammen op.

Op de Berlijnse Opernplatz is propagandaminister Joseph Goebbels één van de vele aanwezigen. Hij kijkt goedkeurend toe hoe een studentenleider brult: “Ik overhandig al het on-Duitse aan de vlammen!” Volgens de nazi’s is alles on-Duits wat niet overeenkomt met hun eigen ideologie.

De naar het buitenland gevluchte linkse schrijver Oskar Maria Graf schrijft een vlammend protest. Hij eist dat ook zijn boeken verbrand worden, zodat ze ‘niet in de bloederige handen en verdorven breinen van de bruine moordbende geraken.’

Joodse ambtenaren worden ontslagen

21 november 1940 Nederland

Eind november 1940 worden Joodse ambtenaren in Nederland ontslagen. Joden die werken voor de overheid, bij de politie en rechtbanken en leraren raken hun baan kwijt. Dit ontslag gebeurt op bevel van de Duitse bezetter.

Een maand eerder hebben alle Nederlandse ambtenaren een “ariërverklaring” moeten ondertekenen. Hiermee verklaren ze of ze wel of geen Jood zijn. Zo weten hun leidinggevenden wie er ontslagen kan worden. Bijna alle ambtenaren hebben de verklaring getekend.

Er zijn niet-Joden die tegen de ontslagen protesteren. De hoogleraar Rudolph Cleveringa houdt op 26 november 1940 een toespraak, waarin hij protesteert tegen het ontslag van zijn collega’s aan de Universiteit Leiden. De toespraak is zo indrukwekkend dat hij in het geheim in een paar dagen door heel Nederland wordt verspreid. De Duitsers zetten Cleveringa hierna acht maanden gevangen in het Oranjehotel (de Duitse gevangenis in Scheveningen). Hij inspireert veel studenten tot verzetsdaden. Op sommige scholen wordt gestaakt en ook een aantal kerken protesteert. Maar de maatregel wordt niet teruggedraaid.

Joden moeten zich registreren

3 februari 1941 Nederland

Op 3 februari maken de Nederlandse autoriteiten, op bevel van de Duitse bezetter,  bekend dat Joden zich bij hun gemeente moeten melden als Jood of “bastaard-Jood”. Hun gegevens worden daarmee in het bevolkingsregister aangevuld. Om hun kaarten in de kaartenbakken makkelijk te vinden, krijgen ze een “tab” (“ruiter”) met een extra ‘J’ of ‘B’. Iedere aangemelde Jood krijgt een bewijs van aanmelding mee naar huis. De gemeentes sturen de aanmeldingen door naar het landelijke Bevolkingsregister in Den Haag.

De Joden hebben geen vermoeden wat hen te wachten staat. Daarom meldt bijna iedereen zich aan. In augustus 1941 worden de aantallen vastgesteld: 140.552 Joden, 14.549 Halfjoden en 5.719 Kwartjoden. Er zijn 160.820 aanmeldingen.

Daarmee krijgen de nazi’s de Joden in Nederland in hun greep. De verantwoordelijke SS-er Friedrich Wimmer beschrijft het zo: 'Dit verzekert ons van een snelle aanpak van alle mogelijke veranderingen, bijvoorbeeld verhuizingen'.

Deze registratie maakt het mogelijk om Joden uit Nederland te verwijderen. In april 1941 is de Zentralstelle für jüdische Auswanderung (Centraal bureau voor Joodse emigratie) opgericht, die dit moet regelen.

Bioscopen verboden voor Joden

7 januari 1941 Nederland

Vanaf 7 januari 1941 mogen Joden in Nederland niet meer naar de bioscoop. Dit is niet verboden door de Duitse bezetter, maar door de Nederlandse Bioscoopbond. De reden zou zijn, dat de bond geen ‘ordeverstoringen’ wil tijdens films waarin Duitsers of NSB’ers te zien zijn. Joden krijgen hier de schuld van. Het is een van de eerste discriminerende maatregelen tegen de Joden.

Arisering van modemagazijn Gerzon

12 februari 1941 Amsterdam

Op 12 februari 1941 wordt het modemagazijn Gerzon door de nazi’s van zijn Joodse eigenaren afgenomen. Het modehuis Gerzon heeft filialen in verschillende Nederlandse steden. Aan het hoofd van het bedrijf staan drie Joodse mannen: Jules Eduard Gerzon, Arthur Marx en George Hecht. Het hoofdkantoor van de firma zit in een groot gebouw aan het Singel in Amsterdam.

Op dezelfde dag dat Gerzon en Marx een brief krijgen waarin staat dat hun bedrijf zal worden overgenomen door een ‘beheerder’ (Verwalter), moeten ze hun kantoren al ontruimen. De nieuwe eigenaren trekken meteen in het pand.

De gedwongen overname van het modehuis Gerzon is onderdeel van de ‘arisering’ van de economie door de Duitsers. Met behulp van wetgeving dwingen ze de Joden om hun bedrijven en zakelijke bezittingen af te geven of tegen een veel te lage prijs te verkopen aan ‘arische’ Duitsers en Nederlanders. De Duitse staat en individuele personen profiteren enorm van deze roof.

Twee weken later worden alle Joodse werknemers van Gerzon ontslagen. Ongeveer 300 van hen overleven de oorlog niet.

Directeur Julius Eduard Gerzon kan in 1942 naar Portugal emigreren. Ziek en berooid overlijdt hij daar in december in een ziekenhuis in Lissabon. Zijn moeder en zoon worden vermoord in vernietigingskamp Sobibor.

De Joodse Raad geeft Het Joodsche Weekblad uit

11 april 1941 Amsterdam

De Joodse Raad geeft op 11 april 1941 voor het eerst Het Joodsche Weekblad uit. Het blad bestaat al langer, maar staat vanaf nu onder leiding van de Joodse Raad. Met het weekblad moet de Raad zoveel mogelijk Joodse Nederlanders bereiken.

De Joodse Raad is op 13 februari 1941 opgericht op aandrang van de Duitse bezetter. De Duitsers willen dat heel Joods Amsterdam door dezelfde instantie wordt vertegenwoordigd. Kort ervoor zijn er grote rellen geweest tussen Joden, Nederlandse nazi’s en de Duitse politie. De Joodse Raad moet voortaan de orde in de Joodse gemeenschap bewaren. In oktober 1941 krijgt de Joodse Raad een landelijke rol.

Via Het Joodsche Weekblad worden de anti-Joodse maatregelen bekendgemaakt, die de raad soms ook moet uitvoeren. De raad moet in mei 1942 de ‘Jodensterren’ verspreiden en vanaf juli 1942 lijsten maken van mensen die worden gedeporteerd. Ook verzorgt de Joodse Raad de inschrijving van de Joodse gevangenen in Westerbork.

Als in september 1943, nadat bijna alle Joodse Nederlanders weg zijn, ook de leiders van de Joodse Raad zijn gedeporteerd, houdt de Joodse Raad op te bestaan, net als Het Joodsche Weekblad.

Bombardement op Philipsfabrieken in Eindhoven

6 december 1942 Eindhoven

Op zondagochtend 6 december 1942 bombardeert de Britse luchtmacht de Philipsfabrieken in Eindhoven. Philips produceert onderdelen voor Duitse militaire apparatuur. De fabrieken staan verspreid in de stad. Ondanks de verliezen - er verongelukken 14 van de 93 vliegtuigen - is Operation Oyster een militair succes. Grote delen van de Philipsfabrieken worden vernietigd. 

Voor de inwoners van Eindhoven is het een ander verhaal. Door bommen die verkeerd terechtkomen sterven 138 mensen en raken veel gebouwen, waaronder een ziekenhuis, beschadigd.

Omdat het bombardement de dag na Sinterklaas plaatsvindt wordt het ook wel het ‘Sinterklaasbombardement’ genoemd.

Raid on Eindhoven. Film voor het Engelse bioscoopjournaal.

Krijgsgevangenen en interneringskampen in Japan

10 april 1942 Filipijnen

In april 1942 dwingt het Japanse leger meer dan 70.000 Amerikaanse en Filipijnse krijgsgevangenen om een zware voettocht te maken. In de brandende zon moeten ze honderd kilometer lopen voordat ze per trein naar een krijgsgevangenenkamp gebracht worden. De tocht duurt een week. De gevangenen krijgen te weinig eten en drinken en ze worden zwaar mishandeld door hun bewakers. Duizenden gevangenen sterven onderweg.

De Japanners behandelen krijgsgevangenen en burgers in de bezette gebieden wreed. 

Ze moeten onder verschrikkelijke omstandigheden dwangarbeid verrichten. Door heel Oost-Azië zetten de Japanners interneringskampen op, ook wel ‘Jappenkampen’ genoemd. In Nederlands-Indië houden de Japanners ongeveer 42.000 militairen en 100.000 burgers vast. Families worden gescheiden; de mannen worden in andere kampen ondergebracht dan de vrouwen en kinderen. 

Ondervoeding, ziekte en mishandeling zorgen voor tienduizenden doden.

Van de geallieerde burgers, vooral Britten, Amerikanen en Nederlanders, sterft meer dan tien procent in Japanse gevangenschap.

De Slag om Tarawa

20 november 1943 Gilberteilanden

In november 1943 beginnen de Verenigde Staten een groot offensief tegen Japan. Het doel is om richting de Filipijnen door te stoten en het Japanse leger daar te verdrijven. Maar Japan heeft talloze eilanden bezet in de Stille Oceaan en is daardoor heel moeilijk te verslaan. Om de eilanden te veroveren, bedenken de Amerikanen een strategie: het zogenaamde leapfrogging (haasje-over). Ze vallen niet de belangrijkste en best verdedigde eilanden aan, maar juist de omliggende eilanden. Op deze manier kunnen ze de Japanse eenheden isoleren en van hun bevoorradingslijnen afsnijden, zonder veel tijd en manschappen aan gevechten te verliezen.

De aanval begint op de Gilberteilanden tussen Hawaï en Papoea-Nieuw-Guinea. Op 20 november begint een Amerikaanse vloot met de beschieting van Tarawa, één van de eilanden. Aanvankelijk verloopt de aanval moeizaam. De Japanners zijn voorbereid op een invasie en hebben extra troepen ingezet. Door laag water komen de Amerikaanse landingsschepen niet dicht genoeg bij het strand en moeten de soldaten met veel moeite door het water zwoegen. In de middag lukt het de Amerikanen om op meerdere plekken aan land te komen. Hierna verliezen de Japanners steeds meer terrein en op 23 november hebben de Amerikanen de slag gewonnen.

De Amerikanen verliezen 1700 manschappen. Aan Japanse zijde sneuvelen bijna 4700 soldaten. Ze hebben zich doodgevochten. Slechts 17 worden krijgsgevangen gemaakt.

Trawniki: opleidingskamp voor kampbewakers

juli 1941 Trawniki

In juli 1941 richten de nazi’s een krijgsgevangenkamp op in Trawniki, een dorp in het Generalgouvernement (het zuidelijke deel van het door Duitsland bezette Polen). Het kamp is bedoeld voor krijgsgevangen Sovjet-soldaten na de inval in de Sovjet-Unie. 

De Sovjet-krijgsgevangenen krijgen het aanbod om hun gevangenschap te ontlopen door met de SS mee te werken als Hilfswilligen (hulptroepen). Vooral anticommunistische en antisemitische Oekraïners, Letten of Litouwers nemen dit aanbod aan. Ze worden in Trawniki opgeleid en vanaf september 1941 ingezet. Op het moment dat er minder krijgsgevangenen zijn omdat de oorlog met de Sovjet-Unie slechter verloopt, worden ook burgers geworven. Er worden meer dan 5000 mannen in het kamp opgeleid.

De Hilfswilligen helpen de nazi’s bij razzia's en de ontruiming van getto’s in het bezette Polen. Ze zijn betrokken bij acties tegen partizanen en ondersteunen de Einsatzgruppen. Ze zijn bewakers in vernietigingskampen en bedienen er de moordinstallaties. 

Vanaf de zomer van 1942 worden in het kamp Joodse dwangarbeiders gevangengezet. Zij ondergaan de wrede behandeling van de kampleiding en hun leerlingen.

In juli 1944 wordt het kamp door de nazi’s verlaten en door het Sovjet-leger ontdekt.

Markten alleen voor Joden

september 1941 Amsterdam

Vanaf september 1941 mogen Joden in Amsterdam alleen nog maar boodschappen doen op speciale Joodse markten. Deze zijn ingericht op pleinen en speelplaatsen, die afgesloten kunnen worden. Zo worden de Joden gescheiden van de niet Joodse Nederlanders. 

In Amsterdam zijn de Joodse markten te vinden in de speeltuinen op het Waterlooplein, in de Joubertstraat en in de Gaaspstraat. Later opent er ook een markt op het Minervaplein.

April-Meistakingen

29 april 1943 Nederland

Op 29 april 1943 staken de medewerkers van machinefabriek Stork in Hengelo. De staking breidt zich snel uit naar andere delen van de provincie Twente en een dag later ook naar de andere provincies in Nederland.

De stakingsgolf is een reactie op de beslissing van de Duitse bezetter om de Nederlandse soldaten opnieuw krijgsgevangen te maken. Een maand na de Duitse inval in mei 1940 waren de gevangen genomen Nederlandse militairen vrijgelaten, op voorwaarde dat ze geen verzet tegen de bezetter zouden plegen. Maar de bezetter ontdekt dat veel militairen deel uitmaken van de Ordedienst, een verzetsgroep, en besluit de militairen voor de Arbeidsinzet (Arbeitseinsatz) op te roepen.

De staking verrast de bezetter, die keihard terugslaat. Het standrecht wordt ingevoerd: een driekoppige SS-rechtbank kan verdachten onmiddellijk veroordelen, vaak tot de doodstraf. Met verder geweld en dreigementen lukt het de Duitsers om snel een einde te maken aan de stakingen. Tachtig personen worden standrechtelijk geëxecuteerd. Bij beschietingen van de stakers komen 95 mensen om en raken er 400 gewond.

De staking is een keerpunt in de houding van de Nederlandse bevolking. Het georganiseerde verzet neemt hierna sterk toe.

Joodse kinderen gered uit de Hollandsche Schouwburg

juli 1943 Amsterdam

Het pasgeboren Joodse meisje Ruth wordt in 1943 uit handen van de Duitse bezetter gered door Pauline van Waasdijk en Hester van Lennep. Ze wordt bij de gemeente als de Marijke van Waasdijk aangegeven. Pauline en Hester redden het leven van ongeveer tachtig kinderen.

Pauline en Hester horen bij een grote groep mensen, die Joodse kinderen redt uit de Hollandsche Schouwburg. In 1942 en 1943 gebruiken de Duitsers dit voormalige theater als verzamelplaats voor Joden die naar Kamp Westerbork moeten worden overgebracht.

Omdat de Hollandsche Schouwburg te klein is voor de vele opgepakte mensen, brengen de Duitsers de kinderen in een ‘crèche’ onder. Deze zit tegenover de Schouwburg, op de Plantage Middenlaan. De directrice is Henriëtte Pimentel, een verzetsvrouw. De tuin van de crèche grenst aan die van de Kweekschool. De directeur van deze school, Johan van Hulst, bedenkt samen met Pimentel een plan om de kinderen te redden. 

Met hulp van de directeur van de Hollandsche Schouwburg, de Joodse Duitser Walter Süskind, zorgen ze ervoor dat de kinderen uit de administratie van de Duitsers verdwijnen. Daarna worden de kinderen via de Kweekschool weggesmokkeld: verstopt in tassen, koffers of tussen vuil wasgoed, of gewoon lopend, als de bewakers niets door hebben. Ongeveer zeshonderd kinderen worden zo van de dood gered.

Radio Oranje: ‘De stem van strijdend Nederland’

10 mei 1943 Londen

Op 10 mei 1943, drie jaar na de Duitse aanval op Nederland, spreekt Koningin Wilhelmina op Radio Oranje. Ze staat stil bij ‘den verraderlijken aanslag, welken de moffen gepleegd hebben op ons vaderland’ en bij de mensen die gestorven zijn in de strijd tegen Duitsland. Daarna geeft ze het woord aan haar schoonzoon, Prins Bernhard. Hij spreekt over zijn ‘geloof aan de komende overwinning van vrijheid en recht over barbarendom en slavernij’.

Radio Oranje is een programma dat uitgezonden wordt door de Britse omroep BBC. Elke uitzending begint met de woorden ‘Hier Radio Oranje, de stem van strijdend Nederland.’ In de uitzendingen wordt bericht over de ontwikkelingen van de oorlog en wordt de Nederlandse bevolking opgeroepen niet met de bezetter samen te werken. Ook worden soms gecodeerde berichten doorgegeven aan het verzet in Nederland.  

De Duitse bezetter wil voorkomen dat de Nederlandse bevolking hierdoor beïnvloed wordt. Daarom moeten op 13 mei 1943 alle Nederlanders hun radio inleveren. Lang niet iedereen doet dit. Met de gordijnen dicht en de radio op laag volume luisteren ze toch naar berichten uit het buitenland.

Geallieerd bombardement op Amsterdam

17 juli 1943 Amsterdam

Op 17 juli 1943 willen de geallieerden de Fokkerfabrieken in Amsterdam-Noord bombarderen. Deze vliegtuigfabrieken werken voor de Duitse oorlogsindustrie. Door een fout missen de bommen hun doel en komen ze terecht op een woonwijk in Amsterdam-Noord. Meer dan 150 burgers komen direct om het leven. Veel anderen overlijden later aan hun verwondingen. Honderden huizen raken beschadigd.

Anne Frank kan het bombardement horen, want het Achterhuis is maar een paar kilometer verderop.

Ze schrijft op 19 juli 1943: ‘Zondag is Amsterdam‑Noord heel zwaar gebombardeerd. De verwoesting moet ontzettend zijn, hele straten liggen in puin. Je hoort van kinderen die verloren in de smeulende ruïnes naar hun dode ouders zoeken. Rillingen krijg ik als ik nog aan het doffe, dreunende gerommel in de verte denk.’

De onderduikers zijn zich bewust van het gevaar van een bombardement. Ze kunnen hun onderduikplek niet verlaten om naar een schuilkelder te vluchten. Ook is er kans dat ze ontdekt worden als het Achterhuis beschadigd raakt.

Op 25 juli 1943 zien Anne en de andere onderduikers ‘rookzuilen boven het IJ’. Fokker is voor een tweede keer gebombardeerd. Dit keer worden de fabrieken gedeeltelijk geraakt. Drie dagen later proberen de geallieerden het nog eens, maar ook nu lukt het niet. Hierbij komen 17 burgers om. Anne schrijft in haar dagboek: ‘Ik heb m'n tanden op elkaar gebeten en zo moed geoefend.’ 

In totaal kosten de drie bombardementen op de Fokkerfabrieken meer dan 200 burgers het leven.

De deportaties naar Auschwitz beginnen

15 juli 1942 Amsterdam

Tegelijk met Margot Frank worden in juli 1942 ongeveer 4000 Joden opgeroepen om zich te melden voor “werkverruiming onder politietoezicht”, met andere woorden: dwangarbeid.

Net als bij de familie Frank krijgen soms alleen kinderen een oproep. Veel mensen vertrouwen dit niet en melden zich niet aan. De Duitse politie reageert hierop met razzia’s in Amsterdam-Zuid en het Centrum op 14 juli. Er worden ongeveer 700 mensen opgepakt. Ze komen weer vrij als na een paar dagen 200 mensen zich alsnog hebben aangemeld.

De volgende dag vertrekt de eerste trein, met 962 Joden, van het Centraal Station in Amsterdam naar het doorgangskamp Westerbork. Diezelfde dag rijdt de eerste trein van Westerbork naar concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz met 1137 Joden. De week hierna rijden nog twee treinen naar het doorgangskamp. De hele maand juli rijden er treinen met duizenden Joden van Westerbork naar Auschwitz.

Omdat steeds te weinig mensen zich aan de oproepen houden en voor deportatie aanmelden houden de nazi’s razzia’s om extra mensen op te pakken. Ze zetten straten af, arresteren mensen op straat en halen ze van huis op. Ook dreigen ze mensen die zich niet melden naar het beruchte concentratiekamp Mauthausen te sturen, wat als een doodvonnis wordt gezien. Later krijgen de Duitsers hulp van de Amsterdamse politie bij het ophalen van de Joden uit hun huizen.

De Hollandsche Schouwburg wordt een verzamelplaats voor Joden

Augustus 1942 Amsterdam

Vanaf augustus 1942 is het voormalige theater Hollandsche Schouwburg in Amsterdam een verzamelplaats voor Joden. De nazi’s noemen het “Umschlagplatz Plantage Middenlaan”. Joden moeten zich er na een oproep vrijwillig melden of worden er na een razzia of arrestatie afgeleverd. Daarna worden ze naar kamp Westerbork overgebracht. Er hebben tienduizenden Joden gevangen gezeten.

De Hollandsche Schouwburg is niet groot genoeg om plaats te bieden aan de vele opgepakte Joden. Omdat sommigen voor langere tijd vastgehouden worden is het al snel overvol. Door de drukte en de stank is het nauwelijks uit te houden. De Joodse Willy Alexander schrijft op 25 maart 1943 in zijn dagboek:

'Op het ogenblik zitten er 1.300 mensen in de kleine "Hollandse Schouwburg". 't is er dan zo warm en benauwd (en natuurlijk ook vies) dat iedereen alsmaar om drank en nog eens drank vraagt.'

Eind 1943 wordt de Hollandsche Schouwburg gesloten. Amsterdam is dan ‘Judenfrei’ - bijna alle Joden zijn gedeporteerd.

Rauter wil alle Joden weg uit de provincies

29 maart 1943 Nederland

Op 29 maart 1943 verschijnt een besluit van Hanns Albin Rauter in de krant: ‘Met ingang van 10 april 1943 is aan Joden het verblijf in de provincies Friesland, Drenthe, Groningen, Overijssel, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Zeeland verboden. Joden die zich op het ogenblik in de genoemde provincies ophouden, moeten zich naar het kamp te Vught begeven.’

Rauter is de hoogste commandant van de Duitse SS en Duitse politie in Nederland.

Anne Frank schrijft hierover in haar dagboek: ‘Rauter, een of andere hoge mof heeft een rede gehouden. “Alle Joden moeten tot 1 juli de Germaanse landen verlaten hebben. Van 1 april tot 1 mei zal de Provincie Utrecht gezuiverd worden (als of 't kakkerlakken zijn), van 1 mei tot 1 juni de provincies Noord- en Zuid-Holland. Als een kudde arm, ziek en verwaarloosd vee worden die arme mensen naar de onzindelijke slachtplaatsen gevoerd. Maar laat ik hierover zwijgen, ik krijg alleen nachtmerries van m'n eigen gedachten!’

In Rauters toespraak voor Nederlandse SS-ers komt zijn enthousiaste antisemitisme duidelijk over: ‘Zo willen wij de Joden, die hier de bron van alle onrust en iedere terreuractie zijn, zo snel mogelijk uit het volkslichaam verdrijven. Het is geen kleinigheid 130.000 Joden, die over honderd jaar wellicht tot een miljoen zouden zijn aangegroeid, uit een gezond Germaans volkslichaam te hebben verwijderd. Wij willen deze maatregelen onverbiddelijk doorzetten, omdat wij daarmee het Germaanse volk een dienst bewijzen. Daarom kennen wij dan ook op dit punt geen zwakheid.’

Eerste synagogedienst na de oorlog

9 mei 1945 Amsterdam

Op 9 mei 1945 komen zo’n duizend overgebleven Joden bij elkaar in de Portugees-Israëlitische Synagoge. Sommigen hebben kilometers te voet afgelegd om aanwezig te kunnen zijn. Tien dagen later is er een dienst in de Gerard Dou-synagoge, de enige andere Amsterdamse synagoge die  onbeschadigd de oorlog is doorgekomen.

De Negbah vertrekt naar Israël

6 oktober 1948 Amsterdam

Eén van de eerste schepen die legale immigranten naar Israël mag vervoeren is de SS Negbah. Het schip vertrekt op 6 oktober 1948 uit Amsterdam met 670 passagiers, uit Nederland en andere landen, die de Jodenvervolging hebben overleefd. Onder hen zijn meer dan 500 Joodse kinderen die in Nederland en Zweden zijn opgevangen. Na 12 dagen komt het schip aan in Haifa, Israël. Het schip vaart hierna in een lijndienst tussen Amsterdam en Haifa.

De eerste acht jaar na de Tweede Wereldoorlog vertrekken bijna 4500 Joden uit Nederland. De meesten gaan naar de Verenigde Staten en Canada. Ongeveer 1500 gaan naar Israël.

Dresden wordt verwoest

13 februari 1945 Dresden

Tussen 13 en 15 februari 1945 bombardeert de geallieerde luchtmacht de Duitse stad Dresden vier keer. De stad wordt verwoest.

Door het gebruik van brandbommen is de Duitse bevolking zelfs niet veilig in de schuilkelders. Meer dan 20.000 mensen sterven en nog meer mensen raken gewond. De historische binnenstad van Dresden is voor het grootste gedeelte vernietigd.Dit bombardement is één van de vele strategische bombardementen door de geallieerden. Zij vallen daarmee geen specifieke doelen maar hele steden aan. Ze willen de Duitse infrastructuur en industrie vernietigen en het moraal van de Duitse bevolking breken. Door zoveel mogelijk schade en slachtoffers te veroorzaken hopen zij een snel einde aan de oorlog te forceren.

De Duitsers zien het bombardement als bewijs voor de wreedheid van de geallieerden, hun vijand. Ze noemen het ‘terreurbombardementen’.

Sommige historici zien het bombardement als een oorlogsmisdaad, omdat het zich richt tegen ongewapende burgers en geen militair doel dient. Anderen zien het als een gerechtvaardigde militaire actie die de opmars van het Rode leger steunt, want Dresden is een belangrijk verkeersknooppunt en communicatiecentrum.

Bergen-Belsen wordt bevrijd

15 april 1945 Bergen-Belsen

Op 15 april 1945 bevrijden Britse troepen het concentratiekamp Bergen-Belsen in Noord-Duitsland. Ze treffen een verschrikkelijke situatie aan. Het is een overbevolkt kamp met 60.000 uitgehongerde en verzwakte Joden en krijgsgevangenen uit heel Europa. Velen zijn meer dood dan levend. Op verschillende plaatsen liggen stapels doden. Na de bevrijding sterven nog meer dan 13.000 gevangenen.

In het kamp heersen dodelijke ziektes, waaronder vlektyfus, dysenterie en tuberculose, veroorzaakt door de slechte hygiëne en ondervoeding. Doordat ze besmettelijk zijn, moeten de duizenden doden snel begraven worden. De Britten dwingen de gearresteerde SS-ers en andere bewakers om dit te doen, maar later worden ook bulldozers ingezet. De burgemeesters van de stadjes in de buurt van het kamp moeten aan de rand van een grafkuil staan en toekijken.

De Britten filmen en fotograferen dit om de verschrikkelijke waarheid aan de wereld te kunnen laten zien.

Hitler is dood

30 april 1945 Berlijn

Adolf Hitler pleegt samen met zijn vrouw Eva Braun op 30 april 1945 zelfmoord. Een dag eerder heeft hij zijn testament gedicteerd aan zijn secretaresse. Hierin prijst hij de strijd van het Duitse volk en geeft hij de Joden de schuld van de oorlog. Hij wil niet in handen van de vijand vallen en kiest daarom de dood. In de rest van het testament staat wie Hitler moeten opvolgen.

Wanneer Hitler zelfmoord pleegt, zit hij al meer dan drie maanden ondergedoken in de ‘Führerbunker’, in het centrum van Berlijn. In deze ondergrondse schuilplaats horen hij en de mensen om hem heen hoe het leger van de Sovjet-Unie steeds dichterbij komt. De laatste dagen kan niemand meer naar buiten vanwege de vallende granaten. Het is duidelijk dat Duitsland de oorlog definitief verloren heeft.Na zijn dood dragen SS-ers Hitler en zijn vrouw naar de buitenplaats van de bunker. Hier worden hun lichamen overgoten met benzine en verbrand. De volgende dag wordt het nieuws van Hitlers dood per radio bekend gemaakt. Er wordt gesuggereerd  dat Hitler een heldendood gestorven is bij de verdediging van de hoofdstad van het Duitse rijk.

Eindhoven is bevrijd

18 september 1944 Eindhoven

Op 18 september wordt Eindhoven bevrijd door Amerikaanse en Britse troepen tijdens de operatie Market Garden. Terwijl mensen de volgende dag nog feestvieren, voert de Duitse luchtmacht een bombardement uit op de stad, waarbij meer dan 200 mensen omkomen.

Het grootste gedeelte van Zuid-Nederland wordt in de herfst van 1944 bevrijd. De geallieerde troepen blijven een half jaar steken ten zuiden van de grote rivieren.

De razzia van Putten

1 oktober 1944 Putten

Op 1 oktober 1944 omsingelen Duitse troepen het Gelderse dorpje Putten. Niemand kan er nog in of uit. De reden voor deze razzia is een aanslag door een verzetsgroep op Wehrmacht-officieren. Hierbij stierven een Duitser en één van de verzetsmensen. Na een waarschuwing van een gevluchte officier beveelt de Duitse opperbevelhebber (Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden) Christiansen tot deze vergeldingsactie.

Alle inwoners van Putten moeten zich melden op het Kerkplein, midden in het dorp. Alleen zieken, ouderen en moeders met baby’s mogen in hun huizen blijven. Op het plein scheiden de Duitsers de mannen van de vrouwen. Meer dan honderd huizen worden in brand gestoken en zeven mensen doodgeschoten. ‘s Avonds mogen de vrouwen, en mannen jonger dan 18 of ouder dan 50 jaar, naar huis.

De achtergebleven mannen blijven een nacht opgesloten in een school en een bedrijfshal. Op 2 oktober worden ze naar buiten geroepen. Wie lid is van de NSB of met de Duitsers samenwerkt mag gaan. De 659 overgebleven mannen worden naar Kamp Amersfoort gedeporteerd. Enkele tientallen worden daar vrijgelaten. De anderen gaan op transport naar het Duitse kamp Neuengamme. Onderweg lukt het dertien mensen om te ontsnappen door uit de trein te springen.

In Neuengamme en andere kampen moeten de mannen heel zwaar werk doen. De meesten sterven na een paar maanden aan uitputting, ondervoeding en ziekte. Maar 48 van hen overleven deze periode.

Vanaf de herfst van 1944 wordt de Duitse bezetter steeds gewelddadiger. Verzetsdaden worden regelmatig met executies van onschuldige burgers vergolden.

De Schelde is open

28 november 1944 Antwerpen

Op 4 september 1944 wordt Antwerpen bevrijd door de geallieerden. De Antwerpse haven is één van de grootste havens van Europa en erg belangrijk voor de geallieerden, maar hun schepen kunnen de haven nog niet bereiken. De Duitsers hebben namelijk de Westerschelde nog in handen. Dat is de brede rivier tussen Zeeuws-Vlaanderen en Walcheren, die vanuit de Noordzee toegang geeft tot de haven.

Op 11 september gaan de geallieerden de strijd aan. Het kost hen bijna twee maanden van zware gevechten om Zeeuws-Vlaanderen te veroveren. Op 1 november steken Canadese en Britse legers met landingsvaartuigen vanuit Zeeuws-Vlaanderen de Schelde over om de Duitsers op het eiland Walcheren te verdrijven. Ze hebben daar de dijken gebombardeerd, waardoor het land onder water staat. Op 8 november geven de Duitsers zich over. Pas na het ruimen van de zeemijnen kan er op 28 november eindelijk over de Schelde gevaren worden.

Dit betekent niet dat Antwerpen nu veilig is. Het Duitse leger bestookt de stad vanuit Noord-Nederland nog maandenlang met V-1 en V-2 raketten. Dit zijn geen precisiewapens. Ze raken soldaten en burgers. Van september 1944 tot april 1945 vallen er 4229 dodelijke slachtoffers in de stad.

Schietpartij op de Dam in Amsterdam

7 mei 1945 Amsterdam

Op 7 mei 1945 viert de Amsterdamse bevolking feest op de Dam. Iedereen is vrolijk omdat Nederland sinds twee dagen bevrijd is. Dan klinken er schoten. De feestvierende menigte wordt onder vuur genomen door Duitse militairen. Ze schieten vanaf het balkon van ‘de Groote Club’, een gebouw naast het Koninklijk Paleis. Als het schieten stopt, zijn er 32 mensen dood en meer dan honderd gewond.

De precieze aanleiding voor de schietpartij is nooit duidelijk geworden. In de eerste jaren na de oorlog zagen veel mensen het als een laatste wanhoopsdaad of wraakactie van de bezetter. Een andere verklaring is dat de Duitsers zich bedreigd voelden door de Binnenlandse Strijdkrachten. Uit angst voor de woede van de Nederlanders, zouden de Duitsers het vuur geopend hebben.

Het eerste Bergen-Belsenproces

17 september 1945 Lüneburg

In september 1945 begint het eerste Bergen-Belsenproces. Er staan 45 personen terecht voor een Britse krijgsraad in een tot rechtbank omgebouwde gymzaal. Het gaat om kampcommandant Joseph Kramer, andere SS-ers, vrouwelijke bewakers en een aantal kapo’s (gevangenen die de leiding hebben over andere gevangen, bijvoorbeeld bij werk). Ze worden aangeklaagd vanwege misdaden tegen de menselijkheid, het mishandelen van gevangenen en andere misstanden in het kamp. Het proces duurt twee maanden. Aan het einde krijgen elf aangeklaagden de doodstraf. Anderen krijgen gevangenisstraffen, variërend van één jaar tot levenslang. Vijftien mensen worden vrijgesproken.

In 1946 en 1948 volgen nog twee processen tegen voormalig kamppersoneel van Bergen-Belsen.

Bioscoopjournaal over het Bergen-Belsen proces in Lüneburg, Duitsland.

Duitse burgers zien de gevolgen van oorlogsmisdaden

17 mei 1945 Nammering

De geallieerden confronteren de Duitse bevolking met de misdaden die in haar naam gepleegd zijn. In het West-Duitse Burgsteinfurt dwingt het Britse leger de 4000 inwoners van het stadje om de film Wreedheden: het bewijs (Atrocities: the Evidence) te bekijken. Hierin zijn beelden uit de concentratiekampen Buchenwald en Bergen-Belsen te zien, gemaakt na de bevrijding van de kampen. 

Ook op andere plekken moeten de Duitsers kijken naar zulke films.

Uit woede over wat geallieerde soldaten aantreffen in concentratiekampen en andere plaatsen, dwingen ze de bevolking om gestorven concentratiekampgevangenen en slachtoffers van executies opnieuw te begraven of langs duizenden lichamen van dode gevangenen te lopen om te beseffen wat het naziregime heeft aangericht.

Arrestatie en zelfmoord van Heinrich Himmler

22 mei 1945 Bremervörde, Duitsland

Als leider van de SS was Heinrich Himmler betrokken bij talloze oorlogsmisdaden. Het vermoorden van Joden, Roma en Sinti en politieke tegenstanders gebeurde onder zijn verantwoordelijkheid.

In april 1945, als de oorlog bijna voorbij is, probeert Himmler zijn straf te ontlopen door met de geallieerden te onderhandelen. In ruil voor de Duitse overgave, wil hij  immuniteit. De geallieerden weigeren en zetten hem op de lijst met gezochte oorlogsmisdadigers.

Himmler neemt daarom een valse identiteit aan. Op 22 mei 1945 arresteren Britse militairen hem bij een controlepost. Zijn gloednieuwe paspoort en zenuwachtige gedrag vallen te veel op. Himmler wordt naar een gevangenenkamp gestuurd voor ondervraging. De volgende dag maakt hij tijdens een verhoor bekend wie hij is. Bij een medische controle bijt hij plotseling een cyanidecapsule door, die in zijn mond verborgen zat. Een kwartier later is hij dood door het gif. Zijn lichaam wordt in een anoniem graf op de Lüneburger Heide begraven.

Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten

10 november 1944 Margraten

Eind 1944 bereidt het Amerikaanse leger zich voor om naar Berlijn te trekken. Omdat er veel doden verwacht worden en de legerleiding geen soldaten op vijandelijk grondgebied wil begraven, zoekt ze een plek in Nederland voor een oorlogsbegraafplaats. Deze wordt gevonden in de gemeente Margraten, die op 13 september al bevrijd is.

Op 10 november 1944 worden de eerste gesneuvelde soldaten begraven. Later komen er soms wel vijfhonderd soldaten op een dag. De lokale bevolking helpt mee bij het aanleggen van de graven. Op een apart gedeelte worden ook Duitse militairen begraven. In mei 1945 zijn er bijna 17.000 soldaten begraven.

Na de oorlog is een groot deel van de militairen herbegraven in de Verenigde Staten. Er rusten nu 8.301 soldaten in graven met identieke witte kruisen of davidsterren, als het om Joodse militairen gaat. Ook is er een muur waarop 1.722 vermiste soldaten herdacht worden.

Uit dankbaarheid voor de bevrijding heeft de Nederlandse regering het terrein voor eeuwig in bruikleen gegeven aan de Verenigde Staten. 

Auschwitz wordt een museum en gedenkplaats

14 juni 1947 Oświęcim

Op 14 juni 1947 opent op de plaats van het voormalige concentratiekamp Auschwitz een museum. In verschillende gebouwen op het kampterrein krijgt de bezoeker informatie over het leven in het kamp. Ook wordt stilgestaan bij de meer dan een miljoen mensen die in het kamp omgekomen zijn. Er zijn grote stapels met koffers, schoenen, brillen en andere eigendommen van vermoorde Joden te zien. In het eerste jaar trekt het museum 170.000 bezoekers. Tegenwoordig zijn het er meer dan twee miljoen.

In de jaren zestig wordt het museum uitgebreid met nationale tentoonstellingen. Daarin wordt de Jodenvervolging in verschillende Europese landen getoond.

In Auschwitz-Birkenau, de tweede locatie van het kamp, wordt in 1967 een gedenkteken geplaatst. Op dit grote terrein staan gevangenenbarakken, andere gebouwen en ruïnes van de gaskamers.

Eerbetoon aan de Februaristaking

19 december 1952 Amsterdam

Op 19 december 1952 wordt het standbeeld ‘De Dokwerker’ onthuld. Het beeld stelt een moedige havenarbeider voor. Het herdenkt de Februaristaking van 1941, die gehouden werd uit protest tegen het wegvoeren van de Amsterdamse Joden. Het standbeeld staat midden in de Joodse buurt van Amsterdam, op het Jonas Daniël Meijerplein, waar op 22 en 23 februari 1941 de eerste razzia’s in Nederland plaatsvonden. 

Op het voetstuk staat:

Februaristaking 1941
Daad van verzet der
burgerij tegen de
Jodenvervolging door
de Duitse bezetter

Ieder jaar op 25 februari herdenkt men hier de Februaristaking.

Onthulling van ‘De verwoeste stad’

15 mei 1953 Rotterdam

13 jaar na het Duitse bombardement op Rotterdam onthult J.M. van Walsum-Quispel, de echtgenote van burgemeester van Walsum, het beeld ‘De verwoeste stad’ van de Franse kunstenaar Ossip Zadkine.

De burgemeester zegt dat ‘dit beeld is bestemd om door de eeuwen heen de gedachtenis te bewaren aan een van de diepste punten uit de geschiedenis van onze stad en van ons volk.’

Volgens Zadkine staat de figuur symbool voor ‘een stad zonder hart’, omdat tijdens het bombardement het centrum van Rotterdam verwoest is.

Oprichting van Yad Vashem

29 juli 1954 Jeruzalem

Op 29 juli 1954 begint de bouw van Yad Vashem in West-Jeruzalem, Israël. Het is een officieel herinneringscentrum ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Jodenvervolging door de nazi’s en hun handlangers in Europa. Yad Vashem verzamelt documenten en getuigenissen, doet onderzoek en geeft voorlichting over de geschiedenis van de Holocaust, onder andere met tentoonstellingen.

Yad Vashem eert mensen, die Joden in de jaren van de Holocaust hebben gered of hulp hebben verleend. Zij krijgen de titel “Rechtvaardige onder de Volkeren” (“Righteous Among the Nations”), een penning, een oorkonde en hun naam wordt in een gedenkmuur gebeiteld.

Ook de helpers van de onderduikers in het Achterhuis, Miep en Jan Gies, Johannes Kleiman, Victor Kugler en Elly van Wijk-Voskuijl, zijn op verzoek van Otto Frank hiermee geëerd.

Otto Frank begint een rechtszaak om het dagboek te verdedigen

April 1959 Lübeck

Begin 1959 begint Otto Frank een rechtszaak tegen de Duitse leraar Lothar Stielau. Deze rechtsextremist schreef in een schoolblad dat het dagboek van Anne Frank een vervalsing was. Na een onderzoek naar de echtheid van het dagboek oordeelt de rechtbank dat het dagboek authentiek is. Stielau neemt zijn uitlatingen terug en komt tot een schikking met Otto Frank.

Dit is de eerste, maar niet de laatste keer, dat Otto naar de rechter moet om het dagboek van Anne tegen zulke beschuldigingen te verdedigen. 

Er zijn verschillende redenen waarom mensen beweren dat het dagboek niet echt is. Eén van de belangrijkste is dat ze proberen te bewijzen dat de Holocaust niet heeft plaatsgevonden. Door twijfel te zaaien over getuigenissen hopen ze te laten zien dat de nazi’s niet zo slecht zijn als beweerd wordt. Vaak gebruiken ze zogenaamd wetenschappelijke argumenten die moeilijk te controleren zijn voor leken. Maar onder historici bestaat er geen twijfel over de moord op zes miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Oprichting van de Verenigde Naties

24 oktober 1945 San Francisco

Al tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt nagedacht over manieren om oorlog tussen landen te voorkomen. Om samenwerking en overleg mogelijk te maken wordt een internationale organisatie opgericht: de Verenigde Naties (VN). 51 landen ondertekenen het oprichtingsverdrag, dat op 24 oktober 1945 ingaat. 

In dit handvest staan de doelstellingen van de VN, de verplichtingen die aangesloten landen hebben en welke bevoegdheden de VN heeft. Zo hebben de Verenigde Naties een internationale rechtbank, die bemiddelt bij conflicten tussen landen. Ook staat in het handvest dat de VN over de hele wereld militair kan ingrijpen om misdaden te stoppen. Inmiddels bestaat de Verenigde Naties uit 193 landen.

Het Marshallplan

5 juni 1947 Cambridge (Mass.), USA

Op 5 juni 1947 presenteert George C. Marshall, de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, het European Recovery Program (Europees Herstelprogramma). Het krijgt al snel zijn naam: het Marshallplan. Tussen 1948 en 1952 geven de Verenigde Staten voor 13 miljard dollar aan geld, goederen en expertise aan Europa. Ook aan West-Duitsland. Een deel hiervan is een gift, de rest is een lening.

Met de hulp willen de Verenigde Staten voorkomen dat West-Europa in een crisis raakt en misschien wel voor het communisme kiest. Ook is een economisch gezond Europa in hun belang, omdat het een grote afzetmarkt voor Amerikaanse goederen kan zijn.

Voor Europa is de Marshallhulp een flinke steun bij de wederopbouw.

Oprichting van de staat Israël

14 mei 1948 Tel Aviv

Op 14 mei 1948 roept David Ben-Goerion de onafhankelijkheid uit van de nieuwe staat Israël. Het land krijgt internationaal veel tegenstand, maar ook veel steun, want het kan een thuishaven zijn voor de vele slachtoffers van de Duitse Jodenvervolging in Europa.

Het land is heilig voor gelovige Joden. Hun verbondenheid met het land wordt beschreven in de Tora, het heilige boek van het Joodse geloof. Veel Joden zien het land ook als een veilige plek. Ze willen hier geen last meer hebben van de Jodenhaat die ze in Europa eeuwenlang hebben ondergaan. Al tientallen jaren emigreerden Joden uit Europa naar Palestina. Dit ging niet vreedzaam. Er werd gevochten tussen Joden, Arabieren die in het land wonen en troepen van Groot-Brittannië, dat het land bestuurd sinds 1917.

Na de Tweede Wereldoorlog willen veel Joden graag weg uit Europa en vertrekken naar Palestina. Groot-Brittannië staat dit niet toe en stuurt de Joodse immigranten terug of sluit ze op in kampen.

In 1947 gaan de Verenigde Naties er mee akkoord het Palestijns gebied te verdelen tussen de Joden en de Arabieren. Veel Arabieren en Joodse organisaties zijn het hier niet mee eens en de strijd die hierop volgt wordt door de Joden gewonnen.

Een dag nadat Israël als nieuwe staat is uitgeroepen, vallen de Arabische buurlanden Israël aan. Deze oorlog duurt bijna een jaar en wordt gewonnen door Israël.

Veel Arabische inwoners van het oude Palestina zijn verdreven en gevlucht. Zij, en de Arabieren die achterblijven, worden voortaan Palestijnen genoemd.

In de eerste drie jaar na de oprichting komen ongeveer 600.000 Joden uit Europa naar Israël.

De Eerste Wereldoorlog in kaarten

1914-1918 Europa

Veranderde grenzen in Europa

1919 Europa

Expansie van Duitsland in kaarten

1936-1939 Europa

Joodse vluchtelingen uit nazi-Duitsland

1933-1939 Duitsland

Duitsland bezet Europa

1940 Europa

Oorlog in Azië in kaarten

1941-1945 Azië en de Grote Oceaan

Holocaust in kaarten

1939-1945 Europa

Duitse overgave in Noord-Afrika

1942-1943 Noord-Afrika

De politie bewaakt een bakkerij in Berlijn

1923 Berlijn

In 1923 is het Duitse geld zo weinig waard dat voedsel onbetaalbaar wordt. De politie moet bij winkels de orde bewaren. De klanten hebben heel veel geld bij zich en moeten lang wachten voor ze aan de beurt zijn omdat het geld tellen te lang duurt.

Duitsland heeft na de Eerste Wereldoorlog grote financiële problemen. De Duitse regering heeft de oorlog betaald met geleend geld, dat moeten worden terugbetaald, maar moet daarbovenop ook herstelbetalingen aan Frankrijk, België, Luxemburg, Italië en Groot-Brittannië doen.

Omdat de Duitse economie niet genoeg inkomsten levert, door bijvoorbeeld handel met het buitenland, is er te weinig geld om de schulden te betalen. Om toch aan geld te komen besluit de regering steeds meer papiergeld bij te drukken en dat te wisselen tegen buitenlands geld, maar er staat niets van waarde tegenover. Dit leidt tot hyperinflatie: een enorme vermindering van de geldwaarde. Van augustus 1922 tot december 1923 is 1 dollar van 4,2 miljard keer zoveel waard geworden.

Mensen kunnen niets met het geld in hun bezit en gaan ruilen, mensen raken werkloos en mensen raken al hun spaargeld kwijt. Pas in de loop van 1924 lukt het een nieuwe regering de inflatie te verminderen met behulp van een nieuwe munt: de Rentenmark.

De Dolkstootlegende

18 november 1919 Berlijn

In 1919 ondervraagt een parlementaire onderzoekscommissie de opperbevelhebber van het Duitse leger, generaal Paul von Hindenburg, over de oorzaken voor het Duitse verlies van de Eerste Wereldoorlog. Volgens hem heeft Duitsland verloren omdat de nieuwe Duitse regering hem niet had gesteund en vredesonderhandelingen was begonnen. Bovendien was het Duitse leger verzwakt door de revolutionaire sfeer in het leger en in het binnenland. Hij citeert een Engelse generaal, die zou hebben gezegd: 'Het Duitse leger is van achteren neergestoken'.

Hindenburg haalt hiermee de Dolkstootlegende aan. Dit is een complottheorie die zegt dat het Duitse leger niet werd verslagen op het slagveld, maar doordat sociaaldemocratische politici de wapenstilstand tekenden om zelf aan de macht te komen. In werkelijkheid heeft de legerleiding fouten gemaakt en kon het Duitse leger echt niet langer doorvechten. Maar generaals zoals Hindenburg en Erich Ludendorff verspreiden het verhaal zodat ze hun fouten tijdens de oorlog niet hoeven toe te geven.

Rechtsextreme, nationalistische en antisemitische groeperingen zien deze ‘dolkstoot’ als het gevolg van een internationale Joodse samenzwering.

Soortgelijke verzinsels doen al tijdens de oorlog de ronde over het gebrek aan vaderlandsliefde bij de Duitse Joden. Daarom heeft de Duitse regering in 1916 zelfs een ‘Jodentelling’ in het leger gehouden. Daaruit blijkt dat Joden verhoudingsgewijs net zo vaak aan het front vechten als niet-Joden. Maar de resultaten van dit onderzoek worden niet openbaar gemaakt.

Lasterlijke propaganda als de Dolkstootlegende draagt bij aan antisemitisme en haat tegen de sociaaldemocratische regering. In 1921 vermoorden leden van een Freikorps de politicus Matthias Erzberger, die in 1918 de wapenstilstand tekende. Meerdere Joodse en sociaaldemocratische politici worden slachtoffer van rechtsextreme moordaanslagen in de jaren die volgen.

Hitler pleegt een mislukte staatsgreep

8 november 1923 München

Begin jaren twintig is er een politieke en economische crisis in Duitsland. Rechtsextremisten en nationalisten proberen in deze chaos hun macht te vergroten. Onder hen zijn Adolf Hitler en Erich Ludendorff, een generaal uit de Eerste Wereldoorlog. Zij vinden dat het tijd is voor een staatsgreep. Ze willen de macht grijpen in de Duitse vrijstaat Beieren en daarna naar Berlijn marcheren om de regering af te zetten.

Op de avond van 8 november 1923 dringt Hitler samen met SA-leden (Sturmabteilung - de knokploeg van de NSDAP) de Münchense Bürgerbräukeller binnen. Hier is op dat moment een bijeenkomst van Beierse politici aan de gang. Hitler schiet met een revolver in de lucht om de aandacht op zich te vestigen. Hij verklaart dat de ‘nationale revolutie’ begonnen is. Daarna vertrekt Hitler met drie van de politici naar een zijkamertje. Hij laat hen beloven zijn plan te steunen om de regering in Berlijn ten val te brengen. Maar de volgende dag herroept het drietal hun belofte en schakelen zij de politie en het leger in.

Hitler en zijn medestanders organiseren daarop een mars door München. Ze hopen dat de bevolking en het leger zich bij hen aansluiten. Dit mislukt. De politie wacht hen op en er ontstaat een vuurgevecht. Zestien van Hitlers medestrijders komen om door politiekogels, onder hen de man die naast Hitler loopt. 

Twee dagen later arresteert de politie Hitler op zijn onderduikadres. Tijdens het proces tegen de coupplegers blijken de rechters gevoelig voor Hitlers argumenten dat hij Duitsland wilde redden. De pers doet uitgebreid verslag van het proces en Hitler krijgt zo een podium om zichzelf en zijn ideeën te presenteren. Hij krijgt slechts vijf jaar gevangenisstraf, waarvan hij maar acht maanden uitzit in een gevangenis waar hij veel vrijheid heeft. Hier schrijft hij zijn boek Mein Kampf.

De nazi’s bouwen autosnelwegen

23 september 1933 Frankfurt am Main

Adolf Hitler zet de eerste schep in de grond voor de aanleg van de snelweg van Frankfurt am Main naar Heidelberg.

Anders dan vaak gedacht wordt, was de Autobahn geen nazi-uitvinding. De eerste plannen voor een snelweg in Duitsland stammen van voor de Eerste Wereldoorlog. In 1932 was de Keulse burgemeester Konrad Adenauer verantwoordelijk voor de aanleg van een snelweg tussen Bonn en Keulen.

De nazi’s waren aanvankelijk juist tegen snelwegen. Ze vonden autowegen een overbodige luxe - alleen ter vermaak van de rijken en niet voor gebruik door het volk. Maar als ze aan de macht komen, wordt de snelweg een symbool van de vooruitgang, werkverschaffing en welvaart die het naziregime belooft. Ze worden daarom de “wegen van Adolf Hitler” (die Straßen Adolf Hitlers) genoemd. Toch worden er minder aangelegd dan ze zouden willen, doordat er steeds meer mensen voor het leger en de oorlogsindustrie nodig zijn.

Spaarders bestormen een Berlijnse bank

13 juli 1931 Berlijn

Duitse spaarders bestormen de Sparkasse-bank in Berlijn, nadat de Danat-Bank (Darmstädter und Nationalbank) is omgevallen. Ze willen hun geld opnemen om in te wisselen voor buitenlandse valuta. De Danat-Bank is de op één-na-grootste bank van Duitsland.

Deze stormloop is een reactie op de wereldwijde financiële crisis, die in oktober 1929 begon met de beurskrach, de instorting van de aandelenkoersen op de New Yorkse beurs Wall Street.

Duitse bedrijven leenden tot die tijd geld van banken in de Verenigde Staten en daardoor kwam de Duitse economie weer op gang. Ook de Duitse staat leende geld, om te voldoen aan de herstelbetalingen die waren vastgelegd in het Verdrag van Versailles. Maar door de crisis lenen de Amerikaanse banken geen geld meer uit.

Omdat Duitsland heel afhankelijk is van deze leningen, gaat het steeds slechter met de Duitse economie. De Danat-Bank is failliet gegaan. Duitse investeerders en spaarders vertrouwen ook andere banken niet meer. Ze halen hun geld van de bank en wisselen het in voor buitenlands geld. Om dit te stoppen sluit de regering de banken twee dagen en verbiedt het de Rijksmark in te wisselen. De beurzen blijven drie weken lang gesloten. Hierna wordt de crisis in de economie nog groter.

In Frankfurt komt de NSDAP aan de macht

13 maart 1933 Frankfurt am Main

De dag na hun overwinning in de gemeenteraadsverkiezingen hijsen de nazi’s een swastikavlag op het stadhuis van Frankfurt am Main. Twee dagen eerder heeft de nazi-leider Jakob Sprenger een felle antisemitische toespraak gehouden: ‘Het is schandalig dat er nu nog steeds Joden en Jodenvrienden aan de macht zijn in het stadhuis van Frankfurt. Neem van mij aan, morgen gehoorzaamt Frankfurt de stem van de Duitse leider. Morgen wordt dit ongedierte van Frankfurt uitgebrand als wantsen, wordt het uitgerookt als ratten met de pest die niet van het schip af willen. Frankfurt wordt morgen Duits, wordt vanaf morgen een fundament van het nationaalsocialistische Derde Rijk.’

Jakob Sprenger is “Gauleiter” (regionaal partijleider van de NSDAP) van de provincie Hessen-Nassau. De NSDAP krijgt een meerderheid in de gemeenteraad van Frankfurt en levert de nieuwe burgemeester: de nazi Friedrich Krebs. De Joodse burgemeester Ludwig Landmann heeft onder grote druk van de nazi’s op 11 maart zijn ontslag ingediend en vlucht naar Berlijn, omdat de SA hem wil arresteren.

Nazi-Duitsland en fascistisch Italië sluiten vriendschap

25 oktober 1936 Berlijn

In oktober 1936 krijgt Hitler bezoek van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken, Galeazzo Ciano. Het resultaat van hun ontmoeting is een geheim vriendschapsverdrag tussen Italië en Duitsland. Benito Mussolini, de fascistische leider van Italië, houdt kort daarop een toespraak, waarin hij spreekt van de "As Berlijn-Rome", waar Europa voortaan omheen zou draaien. Op deze woorden gaat de naam "Asmogendheden" terug.

Een maand later tekent Duitsland een verdrag met Japan: het “Anti-Cominternpact”. Hierin spreken de twee landen af elkaar te helpen in de strijd tegen het communisme. Italië sluit zich hier een jaar later bij aan.

Duitsland en Italië breiden hun samenwerking in 1939 verder uit met het “Staalpact”: ze beloven elkaar te helpen als één van beide landen in oorlog raakt met een ander land. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zal Duitsland vooral steun geven aan Italië, dat militair veel zwakker blijkt te zijn.

Op 27 september 1940 spreken Duitsland, Italië en Japan in het “Driemogendhedenpact” een militaire samenwerking af. Vanaf dat moment worden zij de “Asmogendheden” genoemd, dat verwijst naar de “As Berlijn-Rome-Tokio”’. Verschillende bondgenoten van Duitsland sluiten zich later aan bij het Driemogendhedenpact: Hongarije, Slowakije, Roemenië, Bulgarije, Joegoslavië en Kroatië.

Julius Streicher spreekt in de Sportpalast, Berlijn

15 augustus 1935 Berlijn

Op 15 augustus 1935 is er in het Berlijnse Sportpalast een massale bijeenkomst van nazi’s. Langs de balkons hangen spandoeken met antisemitische leuzen. Tienduizenden mensen wachten gespannen op de toespraak van Julius Streicher. Er is niet genoeg plaats voor alle belangstellenden. In de overvolle tenniszalen naast de centrale hal is zijn toespraak via luidsprekers te beluisteren.

Julius Streicher is al sinds 1923 de hoofdredacteur van het sensatieblad Der Stürmer, dat vol staat met antisemitische propaganda, vaak met bijna pornografische toespelingen. In zijn toespraak vertelt hij niets nieuws, maar hij komt zo weinig in Berlijn dat mensen hem graag in het echt willen zien.

Een journalist van de Prager Presse schrijft: 'De toespraak was een gesproken uitgave van Der Stürmer en bevatte gedetailleerde beschrijvingen van de meest intieme dingen. (...) Streicher is een demagogisch volksredenaar. Hij weet hoe hij een beroep kan doen op de laagste instincten van zijn publiek.'

Een vluchteling moet terug naar Duitsland

1939 Zevenaar, Nederland

Tussen 1933 en 1938 komen ongeveer 25.000 Duits-Joodse vluchtelingen naar Nederland. De meesten gebruiken Nederland als tussenstop en reizen door naar een ander land. De regering wil geen vluchtelingen aantrekken. Daarom maakt ze het vluchtelingen moeilijk om een bestaan in Nederland op te bouwen.

In januari 1938 komen er strenge maatregelen. De regering bepaalt dat in principe geen enkele vluchteling meer mag worden toegelaten. Elke vluchteling is voortaan een ongewenste vreemdeling, tenzij er bewijs is dat zijn of haar leven in gevaar is. 

Als na Kristallnacht duizenden Joden Duitsland en Oostenrijk ontvluchten, neemt de druk op de Nederlandse regering toe. Die laat zevenduizend mensen toe.

Voor alle vluchtelingen geldt dat ze Duitsland verlaten hebben uit angst voor vervolging. Zij komen in kampen terecht en hebben geen enkele bewegingsvrijheid. Tweeduizend illegale vluchtelingen komen onder militair toezicht in aparte kampen terecht.

Behalve Joden vluchten ook sociaaldemocraten en communisten, linkse politieke tegenstanders van de nazi’s, naar Nederland. Sommigen van hen zijn ook Joods en hebben daarom dubbel te vrezen. De communisten worden gesteund door de Nederlandse Rode Hulp, een communistische organisatie die duizenden mensen helpt. De Nederlandse regering is daarentegen tegen de komst van ‘rode vluchtelingen’ en zet deze vaak weer terug de grens over. Zelfs mensen die uit een concentratiekamp gevlucht zijn, worden soms weer uitgeleverd aan de Duitsers.

Opvang voor vluchtelingen: een kamp bij Westerbork

Augustus 1939 Westerbork

Tienduizenden Joden vluchten uit Duitsland en Oostenrijk naar Nederland om aan de nazi’s te ontkomen. Veel van hen trekken verder naar andere landen, maar dat lukt niet iedereen. Voor de Joden die in Nederland achterblijven, komt er één opvangplek: Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork in Drente. Nederlandse Joden moeten van de overheid voor de bouw betalen.

In de zomer van 1939 begint de bouw van het kamp. Arbeiders in de werkverschaffing, een regeringsmaatregel om werklozen bezig te houden, timmeren de barakken. De eerste Joodse vluchtelingen, die in oktober opgenomen worden in het kamp, zijn passagiers van het schip St. Louis, dat in Cuba niet aan land mocht en teruggestuurd is naar Europa. Zij helpen mee bij het afbouwen van het kamp.

Wanneer Duitsland in mei 1940 Nederland binnenvalt wordt geprobeerd de bewoners van het kamp met treinen naar havens te brengen, zodat ze naar Engeland kunnen gaan, maar dit mislukt. De vluchtelingen keren terug en kunnen niet meer weg.

Adolf Hitler in Parijs

23 juni 1940 Parijs

Adolf Hitler bezoekt Parijs de dag nadat Frankrijk de wapenstilstand getekend heeft. Hij bewondert de architectuur in de stad en bezoekt bezienswaardigheden. De Eiffeltoren kan hij niet op, want vlak voor de Duitse bezetting hebben de Fransen de liftkabels doorgesneden.

Slag om de Grebbeberg

11 mei 1940 Rhenen

Een dag na de inval in Nederland bereikt een deel van het Duitse leger de Grebbelinie, ongeveer 60 kilometer van de Duitse grens. Deze verdedigingslinie bestaat uit een grote heuvel met steile hellingen. Aan de voet ervan staan verdedigingswerken en ervoor is land onder water gezet.

De aanval wordt op 11 mei ingezet en een dag later hebben de Duitsers de Grebbeberg vrijwel geheel ingenomen. De Nederlandse verdediging is overrompeld. De volgende ochtend zet het Nederlandse leger een tegenaanval in, maar deze mislukt. Aan het eind van de middag geven de Nederlanders de strijd op en trekken de troepen zich terug naar een nieuwe verdedigingslinie in het Westen.

De Duitsers merken pas na een paar uur dat de Grebbelinie is verlaten. De Duitse troepen zetten de achtervolging in, maar ze komen slechts op een paar plaatsen in aanraking met Nederlandse eenheden.

Dan is het al 14 mei. De Duitse troepen komen bij Utrecht aan en hun bevelhebber dreigt al snel met een bombardement van de stad. Dat is voor generaal Winkelman, de opperbevelhebber van het Nederlandse leger, de aanleiding om te capituleren. Kort hiervoor is Rotterdam zwaar gebombardeerd en dat mag niet met Utrecht gebeuren.

In de Slag om de Grebbeberg zijn 420 Nederlandse en ongeveer 250 Duitse militairen gesneuveld.

Koningin Wilhelmina vlucht naar Engeland

13 mei 1940 Hoek van Holland

Tijdens de Duitse inval verblijft de Nederlandse koninklijke familie in Paleis Noordeinde in Den Haag. In de omgeving van Den Haag zijn Duitse troepen geland. De aanval wordt afgeslagen, maar de troepen zijn niet volledig verslagen. De strijd speelt zich vooral af in Brabant, Rotterdam, Gelderland en Friesland.In een neergestort Duits vliegtuig wordt een plan gevonden om de Nederlandse regering en het Koninklijk Huis gevangen te nemen. Het Nederlandse opperbevel weet niet hoe lang het leger stand kan houden. De Duitsers hebben een overmacht.

Omdat hun veiligheid niet kan worden gegarandeerd, besluiten Koningin Wilhelmina en Prins Bernhard na twee dagen, dat Bernhard met zijn vrouw Prinses Juliana en hun twee kinderen moet vluchten. Via IJmuiden reizen ze met een torpedojager naar Harwich in Engeland. Een paar uur later vertrekt ook Wilhelmina naar Harwich. De Britse Koning George VI ontvangt hen bij aankomst. Een paar uur later vlucht ook de Nederlandse regering naar Engeland. Generaal Winkelman is nu de hoogste gezagsdrager van het land.

Als de volgende dag bekend wordt gemaakt dat de koningin en de regering zijn gevlucht is dit een grote klap voor de Nederlandse bevolking. Tot dan toe hebben de kranten vooral bericht over Nederlandse successen. De situatie blijkt ernstiger dan gedacht. Sommige Nederlanders hebben kritiek op de koningin en noemen haar laf. Maar gedurende de bezetting groeit de koningin uit tot een belangrijk symbool van de strijd tegen nazi-Duitsland.

Moord op gehandicapten

Augustus 1939 Berlijn

In de zomer van 1939 geeft Adolf Hitler twee SS-ers de opdracht om het vermoorden van ongeneeslijk zieken te organiseren. Hij schrijft: 'Reichsleiter Bouhler en Dr. med. Brandt zijn ervoor verantwoordelijk de bevoegdheden van bepaalde artsen uit te breiden, zodat naar menselijk oordeel ongeneeslijk zieken, na een zorgvuldige beoordeling van hun ziekte, de genadedood kunnen krijgen.'

Deze twee nazi’s zetten een grootschalig  “euthanasie”- of “genadedood“-programma op: kinderen en volwassenen met een geestelijke, verstandelijke of lichamelijke aandoening die niet te genezen is, mogen in sommige gevallen vermoord worden. De nazi’s zien deze mensen als een bedreiging voor de gezondheid, de kracht en het voortleven van het hele Duitse volk. Ze kunnen niet werken en de verzorging van deze mensen kost volgens de nazi’s teveel geld.

De betrokken artsen sturen vragenlijsten over de gezondheid en arbeidsgeschiktheid van patiënten naar inrichtingen en verpleeginstellingen. De echte reden ervoor wordt niet bekend gemaakt. De ingevulde formulieren worden gebruikt om te bepalen welke patiënten voor “euthanasie” in aanmerking komen. De uitgekozen patiënten worden vervolgens opgehaald en naar ziekenhuizen vervoerd. Vandaar worden ze naar een moordcentrum gebracht en binnen 24 uur omgebracht. Daarna worden ze er gecremeerd. De families van de overledenen krijgen overlijdensaktes met een valse doodsoorzaak, zoals longontsteking of blindedarmontsteking.

Het euthanasieprogramma blijft niet geheim. De overlijdensaktes zijn niet altijd geloofwaardig, de crematoria van de moordcentra zijn herkenbaar door hun rook en de patiënten zijn spoorloos. Na protesten door een aantal kerkelijk leiders en vanuit de bevolking laat Hitler op 24 augustus 1941 het programma stoppen. Er zijn dan 70.000 mensen vermoord. In het geheim gaat het door, en de moordcentra worden daarna ook gebruikt om gevangenen te vermoorden.

De nazi’s proberen verschillende moordmethodes uit en kiezen in overleg met Hitler voor vergassing met koolmonoxide. Daarvoor worden speciale gaskamers gebouwd. Veel van de daders gebruiken hun opgedane kennis en ervaring later bij de massamoord op de Joden in Oost-Europa.

Vanwege het adres van het hoofdkwartier in Berlijn, Tiergartenstrasse 4, heeft deze massamoord later de naam Aktion T4 gekregen.

Getto's in het bezette Polen

8 oktober 1939 Piotrków Trybunalski

Op 8 oktober 1939 stichten de Duitsers hun eerste getto voor Joden in Piotrków Trybunalski, een stad in het westen van het veroverde Polen. Alle Joden in deze plaats moeten er gaan wonen. Joden uit de omgeving worden ernaartoe overgebracht. Wanneer de Joodse inwoners niet uit zichzelf verhuizen, worden ze er met geweld heen gebracht door de Duitsers. Al snel volgen meer getto’s. In 1940 richten de nazi’s er ongeveer 90 in.

Het getto van Piotrków is open, maar de meeste getto’s zijn met muren, hekken en prikkeldraad afgesloten. Joden moeten in de getto’s wonen zodat ze geen contact meer hebben met niet-Joden. Ook kunnen de nazi’s zo hun levensomstandigheden beheersen. In een aantal getto’s, zoals dat van Łódź, werken de bewoners als goedkope dwangarbeiders in Duitse fabrieken.

In de getto’s wonen de mensen onder verschrikkelijke omstandigheden. Ze kunnen niet zelfstandig voor eten of medische hulp zorgen. Ze wonen erg krap omdat ze hun huizen moeten delen met andere Joden, vaak onbekenden. Niet-Joodse Polen die hen helpen worden zwaar gestraft. Joden sterven er van de honger en door ziekte.

Het aantal inwoners van getto’s loopt uiteen van 500 tot tienduizenden. Het grootste getto wordt in oktober 1940 in Warschau ingericht. Daar gaan ongeveer 450.000 Joden wonen, van wie meer dan helft uit andere plaatsen komen.

Sommige getto’s worden na verloop van tijd opgeheven en hun bewoners worden in  andere getto’s geplaatst. De meeste joden blijven echter in de getto’s wonen totdat de nazi’s hen in 1942 deporteren naar pas gebouwde vernietigingskampen.

90% van de Joodse bevolking in het voormalige Polen is door de nazi’s vermoord: bijna 3.000.000 mensen.

Roma en Sinti worden uit Duitsland gedeporteerd

22 mei 1940 Asperg, Duitsland

In mei 1940 deporteren de nazi’s meer dan 2500 Roma en Sinti uit het westen van Duitsland naar het bezette gebied in zuidelijk Polen.

Ze zijn uit hun woonplaatsen naar drie verzamelkampen in Hamburg, Keulen en Asperg overgebracht en hiervandaan per trein gedeporteerd naar werkkampen en getto’s. Velen sterven later aan ondervoeding en ziektes. Sommigen worden vermoord.

Volgens de nationaalsocialistische ideologie zijn de Roma en Sinti, net als de Joden, een minderwaardig ras. Na de machtsovername maken de nazi’s het leven van de Roma en Sinti moeilijk. Ze mogen hun traditionele beroepen, zoals muzikant, niet meer uitoefenen. In sommige steden moeten Roma en Sinti verplicht in afgeschermde kampen wonen waar de omstandigheden erg slecht zijn. Kinderen komen in speciale tehuizen. Ook steriliseren de nazi’s Sinti en Roma zodat ze geen kinderen meer kunnen krijgen.

Kort na het begin van de Tweede Wereldoorlog, in september 1939, besluit de SS al dat de ongeveer 30.000 Roma en Sinti uit Duitsland naar werkkampen in het bezette Polen overgebracht moeten worden. De deportatie in mei 1940 is de eerste stap. In 1942 beveelt Heinrich Himmler dat alle Sinti en Roma uit Duitsland en de bezette gebieden naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd moeten worden. De meeste gedeporteerden zijn daar vermoord.

Ook in de bezette landen van Europa worden Sinti en Roma vermoord door hen naar Auschwitz-Birkenau te deporteren. Het totaal aantal slachtoffers loopt in de honderdduizenden.

De Roma en Sinti noemen de massamoord op hun volk porajmos: "de verslinding".

Joden worden gedeporteerd uit Zuidwest-Duitsland

22 oktober 1940 Baden, Duitsland

Op 22 oktober 1940 worden ruim 6500 Joden in de deelstaten Baden en Saarpfalz bijeengebracht en gedeporteerd naar een kamp in Gurs, Zuid-Frankrijk. Het is de grootste massale deportatie sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De Joden worden bovendien compleet verrast omdat het plaatsvindt tijdens het Loofhuttenfeest, een Joodse feestdag.

De deportatie begint na de overwinning op Frankrijk, als nazi-leiders uit Elzas en Lotharingen Joden over de grens naar Vichy-Frankrijk zetten. Als Hitler hiervan hoort, draagt hij hen op hun gebied helemaal “Judenfrei” te maken. Dit motiveert hen om ook de Joden in de andere grensstreken Baden en Saarpfalz op te pakken en over de grens te zetten.

Uit alle dorpen en steden worden Joden samengebracht bij treinstations. Daarvandaan worden ze met treinen naar het onbezette deel van Frankrijk getransporteerd. De Franse regering kan de Joden niet weigeren en stuurt ze door naar het gevangenkamp Gurs, in de Pyreneeën. De treinen zijn vier dagen onderweg. Sommige mensen kunnen vluchten omdat de treinen vaak stilstaan.

In het kamp Gurs zijn de levensomstandigheden zeer slecht. Mensen moeten zelf maar zien hoe ze aan eten komen. Mannen, vrouwen en kinderen leven in aparte delen van het kamp. Het lukt een derde van de gedeporteerden om te overleven door in Frankrijk onder te duiken of te vluchten naar het buitenland. In 1942 worden alle overgebleven Joden in het kamp aan de nazi’s overgedragen en naar concentratie- en vernietigingskampen in het bezette Polen gedeporteerd.

De deportatie uit Baden en Saarpfalz is een blauwdruk voor de deportatie van Joden uit Duitsland en de bezette gebieden, die later op gang komen.

Uit Wenen worden al vanaf 1939 duizenden Joden naar het Generalgouvernement (een deel van bezet Polen) overgebracht. In oktober 1941 beginnen de nazi’s met de deportatie van Joden uit andere delen van Duitsland. Ze brengen hen naar getto’s en werkkampen en concentratie-en vernietigingskampen in het Generalgouvernement en de pas veroverde delen van de Sovjet-Unie.

Op 19 mei 1943 maken de nazi’s bekend dat Duitsland “Judenrein” is, vrij van Joden. Maar er zijn er dan nog zo'n 20.000 Joden in Duitsland, onder wie mensen die met een Ariër getrouwd zijn en onderduikers. 

In totaal vermoorden de nazi’s ongeveer 165.000 Duitse Joden.

Grote razzia in Parijs

16 en 17 juli 1942 Parijs

Tijdens een tweedaagse actie in Parijs en omgeving arresteert de Franse politie in opdracht van de Duitse bezetter ruim 13.000 buitenlandse Joden. Onder hen zijn 4000 kinderen. Meer dan 8000 mensen worden tijdelijk opgesloten in het wielerstadion “Velodrome d’Hiver”. De anderen gaan naar het doorvoerkamp Drancy, net buiten Parijs, of naar kampen in de provincie. Ze leven onder slechte omstandigheden. In de weken hierna worden de Joden gedeporteerd naar Auschwitz, waar de meesten direct vermoord worden.

De Duitse bezetter heeft al een jaar eerder Joden opgepakt en na de grote razzia in juli worden ook in andere delen van Frankrijk Joden opgepakt. De Franse politie werkt mee.

In Frankrijk heeft de regering meer invloed op de Jodenvervolging dan bijvoorbeeld in Nederland. Vanwege kerkelijke protesten tegen de deportaties vraagt de Franse minister Laval aan de nazi’s om als compromis vooral buitenlandse Joden op te pakken. Van de 75.000 Joden die vanuit Frankrijk naar vernietigingskampen zijn gedeporteerd, zijn de meeste afkomstig uit het buitenland. Veel van hen zijn in de jaren dertig naar Frankrijk gevlucht uit nazi-Duitsland en zijn geannexeerde gebieden. Van de 130.000 Franse Joden is een groot deel niet opgepakt. Zij hebben daardoor de Jodenvervolging overleefd.

Deportatie van Hongaarse Joden

26 mei 1944 Hongarije

Van de 1500 transporten die in Auschwitz aankomen is er maar één gefotografeerd: de trein die op 26 mei 1944 Auschwitz-Birkenau binnenrijdt. Hij vervoert Joden uit het noorden van Hongarije. Twee SS-ers maken foto’s van de mensen die uitstappen. Op de opnames is te zien dat ze zich in rijen moeten opstellen voor SS-officieren. Mannen en vrouwen die voor dwangarbeid zijn geselecteerd gaan met kampkleding het kamp in. Een andere groep mensen wacht in de buurt van de gaskamers.

Het transport omvat 3500 van de 437.000 Hongaarse Joden die tussen 15 mei en 8 juli 1944 naar Auschwitz zijn gedeporteerd. Bijna iedereen van hen is vermoord.

In maart 1944 heeft nazi-Duitsland Hongarije bezet. Tot die tijd was Hongarije een bondgenoot van Duitsland, maar de Hongaarse regering gelooft niet meer in een Duitse overwinning en wil vrede sluiten met de geallieerden. De Duitsers reageren hierop door de macht over te nemen en een nieuwe regering te installeren, die wel met de nazi’s wil meewerken.

Nu grijpen de nazi’s de kans om de meer dan 700.000 joden in Hongarije te vermoorden. SS-er Adolf Eichmann komt naar het land om de transporten te organiseren. Auschwitz-Birkenau wordt klaargemaakt om de grote hoeveelheid nieuwe gevangenen te kunnen verwerken. Er komt een nieuw treinspoor dat tot in het kamp leidt en dat op de foto’s te zien is.

In Hongarije worden net als in andere landen getto’s opgezet waar de Joden tot hun deportatie moeten blijven. Ze moeten net als in andere bezette landen een gele ster gaan dragen. De Hongaarse politie helpt mee bij hun arrestatie en deportatie. De Joden in de hoofdstad Boedapest komen als laatste aan de beurt. Daar moeten de Joden verplicht in grote appartementsgebouwen bij elkaar gaan wonen, die met gele sterren worden gemarkeerd.

Op 15 mei 1944 is het eerste van de 151 transporten, die duizenden Joden per dag naar Auschwitz-Birkenau rijden. Op 8 juli worden de transporten stopgezet door het staatshoofd van Hongarije, Miklós Horthy. De geallieerden en de paus hebben hem onder druk gezet nadat zij een rapport over het lot van de joden in Auschwitz hebben gekregen.

In oktober 1944 komt een antisemitische partij aan de macht, die de Jodenvervolging voortzet. 80.000 joden worden doodgeschoten in Budapest, en nog eens duizenden komen om door andere acties. Er sterven 568.000 Hongaarse Joden tussen 1940 en 1945.

Joodse kinderen moeten naar aparte scholen

1 september 1941 Amsterdam

Na de zomervakantie van 1941 mogen Joodse leerlingen niet terug naar hun oude school. Ook katholieke of protestantse kinderen moeten van hun christelijke school af, als ze volgens de nazi’s van Joodse afkomst zijn. Joodse kinderen mogen van de Duitse bezetter per 1 september niet meer bij niet-Joodse kinderen op school zitten.

In Amsterdam zijn veel Joodse leerlingen. Daar worden nieuwe Joodse scholen geopend met alleen Joodse leraren. Ook worden er scholen opnieuw ingedeeld: in verschillende wijken moeten bijvoorbeeld de niet-Joodse kinderen van een school af, omdat op die school alleen nog Joodse kinderen mogen komen.

Op de Montessorischool, waar Anne Frank les heeft, moeten 91 Joodse leerlingen vertrekken. Anne moet nog een jaar op haar school blijven, maar dat mag niet meer. Ze gaat niet naar een andere lagere school, maar meteen naar de middelbare school. Ze komt in de eerste klas van het Joods Lyceum, een nieuwe school. Haar zus Margot komt in de vierde klas.

Na de zomer van 1942 verschijnen er steeds minder leerlingen op school. Zij zijn gedeporteerd of soms ondergedoken. Na de laatste razzia in Amsterdam, in september 1943, sluit het Joods Lyceum. Er zijn geen leerlingen of docenten meer over.

Joodse mannen naar werkkampen gestuurd

10 januari 1942 Amsterdam

De Duitse bezetter heeft in oktober 1941 besloten dat Joodse werklozen in werkkampen moeten werken. Veel van hen zijn werkloos geraakt door anti-Joodse maatregelen. De Joodse Raad moet de mannen uitzoeken. Veel mensen proberen er onderuit te komen, maar meestal lukt dit niet.

De werkkampen bestaan al sinds de jaren dertig. De meeste kampen staan in de provincies Groningen, Drente en Overijssel. De Nederlandse regering heeft ze opgericht om werkloze mannen onbruikbaar land geschikt te laten maken voor landbouw. De werkers moeten het land bewerken en wegen aanleggen. Nu worden deze mannen vervangen door Joodse werklozen.

De eerste groep van 905 Joden vertrekt op 10 januari 1942. Omdat de grond stijf bevroren is, kunnen ze de eerste tijd maar weinig doen. Het werk is erg zwaar en de verzorging is slecht. Later moeten ook Joden die nog wel een baan hebben verplicht werken in de kampen. In september 1942 zijn al meer dan 5.000 Joodse mannen naar de werkkampen gestuurd.

Verboden voor Joden

30 juni 1942 Nederland

Op 30 juni 1942 beperkt de Duitse bezetter de bewegingsvrijheid van Joden enorm: Joden mogen niet meer fietsen en niet meer met het openbaar vervoer reizen. Autorijden is al sinds januari 1942 verboden voor Joden.

Sinds begin 1941 krijgen Joden in Nederland bijna iedere week te maken met een nieuwe maatregel die ingrijpt in hun leven. Dit is een kleine selectie:

  • 10 april 1941: Joden mogen niet uit Amsterdam verhuizen.
  • 15 april 1941: Joden moeten hun radio's inleveren.
  • 1 mei 1941: Joodse artsen, apothekers, vroedvrouwen, makelaars, vertalers en advocaten mogen alleen nog Joden helpen.
  • 1 mei 1941: Joden mogen niet op de beurs komen.
  • 2 mei 1941: Joden moeten de journalistiek verlaten.
  • 6 mei 1941: Bepaalde straten in Amsterdam worden aangemerkt als 'Joodse straten' en 'Joodse grachten'.
  • 15 mei 1941: Joodse musici worden ontslagen uit orkesten.
  • 31 mei 1941: Joden mogen niet op het strand, in parken, zwembaden en hotels komen.
  • 27 juni 1941: Joodse winkels moeten sluiten op zondag.
  • 15 september 1941: Er verschijnen borden 'Voor Joden verboden' bij bibliotheken, restaurants, sportvelden, markten, leeszalen en musea. 
  • 15 september 1941: Joden moeten toestemming vragen om van woonplaats te veranderen.
  • 15 september 1941: Er verschijnen borden met 'Joods lokaal': Joodse café's en schouwburgen waar niet-Joden niet mogen komen.
  • 10 oktober 1941: Joodse winkels moeten zich als zodanig kenbaar maken.
  • 22 oktober 1941: Joden moeten voor ieder beroep een vergunning hebben.
  • 22 oktober 1941: Joden mogen geen lid zijn van verenigingen en sportclubs met niet-Joodse leden.
  • 23 oktober 1941: Joden mogen niet emigreren.
  • 24 oktober 1941: Joden mogen niet werken voor niet-Joden.
  • 1 november 1941: Duitse Joden raken de Duitse nationaliteit kwijt.
  • 7 november 1941: Joden mogen niet reizen of verhuizen zonder vergunning.
  • 26 november 1941: Joodse postzegel- en antiekzaken worden gesloten.
  • 5 december 1941: Niet-Nederlandse Joden moeten zich aanmelden om vrijwillig te emigreren.
  • 1 januari 1942: Niet-Joden mogen niet voor Joden werken.
  • 23 januari 1942: Joden mogen niet autorijden.
  • 20 maart 1942: Joden mogen geen meubels of andere huisraad verkopen.
  • 25 maart 1942: Joden mogen niet op het stadhuis trouwen.
  • 25 maart 1942: Joden en niet Joden mogen niet trouwen.
  • 24 april 1942: De meeste Joodse slagerijen worden gesloten.
  • 29 mei 1942: Joden mogen niet vissen.
  • 5 juni 1942: Joden mogen niet reizen zonder toestemming vooraf.
  • 12 juni 1942: Joden mogen niet bij niet-Joodse winkels groente en fruit kopen.
  • 12 juni 1942: Joden moeten fietsen en andere vervoermiddelen inleveren.
  • 12 juni 1942: Joden mogen niet sporten.
  • 30 juni 1942: Joden mogen niet na 8 uur 's avonds en voor 6 uur 's ochtends op straat zijn.
  • 30 juni 1942: Joden mogen niet werken als straatventer of handelaar in lompen, oude metalen en afval.
  • 30 juni 1942: Joden mogen geen gebruik maken van openbare telefoons.
  • 30 juni 1942: Joden mogen alleen tussen 3 en 5 uur in niet-Joodse winkels komen.
  • 6 juli 1942: Joden mogen geen niet-Joden bezoeken.
  • 1 augustus 1942: Joodse straatnamen worden veranderd.
  • 1 augustus 1942: Joden mogen geen telefoon hebben.
  • 15 september 1942: Joodse studenten zijn uitgesloten van onderwijs.

Amerikaanse luchtmacht bombardeert Duitsland

27 januari 1943 Wilhelmshaven, Duitsland

Op 27 januari 1943 bombardeert de Amerikaanse luchtmacht de haven van Wilhelmshaven in het Noorden van Duitsland. Het is de eerste aanval van de Verenigde Staten op Duits grondgebied. De actie is een succes. Een groot aantal pakhuizen en fabrieken wordt vernietigd. De Duitsers verliezen 22 vliegtuigen en de Amerikanen slechts drie. Wilhelmshaven is een belangrijke havenstad. De geallieerden bombarderen hem tijdens de oorlog meer dan 100 keer.

Tot nu toe heeft alleen de Britse luchtmacht, ondersteund door andere geallieerde piloten, aanvallen op Duitsland uitgevoerd.

De geallieerde bombardementen zijn tot eind 1944 de enige confrontatie van de Duitse bevolking met oorlogsgeweld. Het kost zeer veel vliegtuigen en bemanningsleden. De geallieerden bombarderen wekelijks, soms dagelijks, fabrieken, verkeersknooppunten en militaire installaties, maar ook woonwijken in steden en kleinere plaatsen. De bombardementen moeten de Duitse luchtmacht en olie-industrie vernietigen, en de Britten willen er ook het moraal van het Duitse volk en zijn steun voor de dictatuur van Hitler mee breken.

Er wordt gevlogen vanaf Engeland, na de zomer van 1943 vanuit Zuid-Italië en na de zomer van 1944 ook vanuit Frankrijk. Pas in 1944 krijgen de geallieerden de macht over het Europese luchtruim. Er wordt dan tot in het bezette Polen gevlogen om de Duitse fabrieken te bombarderen.

Er zijn ongeveer 410.000 Duitse burgers door de bombardementen omgekomen.

De slag om Monte Cassino

januari-mei 1944 Monte Cassino, Italië

Capitulatie

De militaire tegenslagen van Italië maken het land oorlogsmoe. Steeds minder mensen in de regering en de militaire top willen met Duitsland meevechten tegen de geallieerden. Op 24 juli 1943 zegt de Fascistische Grote Raad zijn vertrouwen op in Benito Mussolini, de politiek leider van Italië. De volgende dag ontslaat de Italiaanse koning hem en komt er een nieuwe regering.

Mussolini wordt gearresteerd en Italië begint vredesonderhandelingen met de geallieerden. Maar zodra Italië capituleert, grijpen de Duitsers in en bezetten ze Italië om te voorkomen dat de geallieerden makkelijk kunnen oprukken.

Duitse commando’s bevrijden Mussolini. Hitler plaatst hem aan het hoofd van een Duitse vazalstaat: de Italiaanse Sociale Republiek, die Noord-Italië beslaat. Pas in 1945 veroveren de geallieerden deze gebieden.

Eind 1943 hebben de geallieerden het zuiden van Italië tot voorbij Napels veroverd, met veel verliezen. Ze willen verder oprukken naar Rome en heel Italië innemen.

Het Duitse leger heeft tussen Rome en Napels een zware verdedigingslinie gebouwd: de Gustav-linie. Een opvallend punt hierin is de Monte Cassino, een heuvel met daarbovenop een klooster uit de zesde eeuw.

Door een zwaar bombardement van het Amerikaanse leger raakt het klooster zwaar beschadigd. Het wordt hierdoor een zeer sterke Duitse stelling die bijna niet in te nemen is. Om het Duitse leger te verzwakken, vallen de geallieerden het verderop in het Noorden in de rug aan met een landing over zee bij Anzio, maar dit helpt niet.

Pas na vier aanvallen lukt het in mei om de Duitse verdedigingslinie te doorbreken. Een Poolse eenheid bereikt na zware gevechten de top van de Monte Cassino en plant de Poolse vlag op de puinhopen van het kapotgeschoten klooster.

Nu ligt de weg naar Rome open. Op 4 juni 1944 nemen Amerikaanse troepen de Italiaanse hoofdstad in. Maar het zal nog lang duren voor Italië helemaal is veroverd. Pas na maandenlange zware gevechten bereiken de geallieerden een nieuwe Duitse linie ten noorden van Florence. Hier blijft het front tot in het voorjaar van 1945. De aandacht van de geallieerde troepen is nu vooral gericht op de strijd in Noordwest-Europa.

De slag om Monte Cassino kost 55.000 geallieerde soldaten het leven. Aan Duitse zijde zijn de verliezen een stuk kleiner: 20.000 militairen sneuvelen.

Verplichte aanmelding voor de arbeidsinzet

8 mei 1943 Nederland

Op 8 mei 1943 kondigt de Duitse bezetter in Nederland de arbeidsinzet (Arbeitseinsatz) af voor alle Nederlandse mannen van 18 tot 35 jaar. Dit betekent dat zij in Duitsland moeten gaan werken. De Nederlanders moeten zich zelf komen melden. Er zijn te weinig Duitsers over om te werken want de meeste zitten in het leger. 

De Duitse bezetter denkt dat hij 170.000 arbeiders uit Nederland kan halen, maar er komen er maar 54.000. De meeste Nederlandse mannen willen niet voor de vijand werken. Veel duiken onder of zorgen voor een verklaring dat ze arbeidsongeschikt zijn of onmisbaar zijn thuis of in hun bedrijf.

Daarna voeren de Duitsers de druk op. Ze verruimen de leeftijd van 17 tot 40 jaar en houden razzia’s. Alle mannen die op straat lopen, kunnen opgepakt en naar Duitsland gebracht worden. Het lukt de Duitsers een kwart miljoen Nederlandse mannen te werk te stellen.

De beruchtste razzia is in Rotterdam. Daar worden op 10 en 11 november 1944 in de hele stad 52.000 mannen opgepakt.

Het werk in Duitsland is vaak zwaar. De arbeiders krijgen slecht eten en worden streng behandeld. Het is ook nog eens gevaarlijk omdat de geallieerden de fabrieken bombarderen om de Duitse oorlogsproductie te verstoren. Maar sommige Nederlanders hebben het niet slecht en genieten van de vrijheid die ze hebben nu ze niet meer thuis wonen.

Westerbork wordt overvol: Misleiding op Simchat Torah

2 oktober 1942 Westerbork

Na Grote Verzoendag op 21 september 1942, laten de Duitse autoriteiten aan de Joodse Raad weten dat er voorlopig geen Joden naar Duitsland zullen worden gebracht en dat er weinig tot geen arrestaties zullen plaatsvinden. Dit bericht wordt al snel onder alle Joden bekend en het geeft grote opluchting. Op 3 en 4 oktober wordt het Loofhuttenfeest Soekot feestelijk afgesloten met Simchat Torah. Op zulke dagen komen veel mensen bij elkaar.

Maar de nazi’s misbruiken de Joodse feestdagen op een grimmige manier. Ze hebben in het hele land razzia's voorbereid. Ze pakken op vrijdag 2 oktober 's avonds tot in de volgende dag alle gezinnen op van wie mannen in werkkampen verblijven en vervoeren ze naar Kamp Westerbork. De vaders, zoons en broers, die al ruim zes maanden niet meer thuis zijn geweest, worden uit de werkkampen weggehaald en onder het mom van gezinshereniging overgebracht naar Kamp Westerbork.

Westerbork krijgt er in twee dagen ongeveer 13.000 bewoners bij, terwijl er maar plaats is voor ongeveer 3.000 mensen. Barakken raken overvol en duizenden mensen moeten op de grond slapen.

De belofte dat er geen Joden naar kampen in Duitsland zullen gaan blijkt een leugen van de nazi's te zijn: in oktober 1942 worden met negen treinen bijna 12.000 Joden naar Auschwitz gedeporteerd.

Westerbork is doorgangskamp

Op 1 juli 1942 heeft de bezetter de macht over het oude vluchtelingenkamp Westerbork overgenomen van de Nederlandse overheid. Er komt prikkeldraad omheen en het kamp heet voortaan “Politioneel doorgangskamp” (Polizeiliches Durchgangslager). Vanaf 15 juli worden vrijwel alle Joden uit Nederland hier naartoe gebracht.  Daarna worden ze doorgestuurd naar Duitse concentratie- en vernietigingskampen. Meestal is dat Auschwitz-Birkenau in bezet Polen, maar soms wordt onderweg gestopt om mannen bij Duitse werkkampen af te geven.

Op 3 oktober 1942 zijn al 24 treinen naar Auschwitz gereden, met ongeveer 19.000 gevangenen. De meeste van hen zijn bij aankomst vermoord. Daar weten de mensen in Nederland echter niets van.

Bijltjesdag: Nederland neemt wraak

9 mei 1945 Nederland

De bevrijding is niet alleen een feest, maar ook het moment om wraak te nemen op Nederlanders die met de Duitsers hebben samengewerkt. Vijf jaar van vernedering, frustratie en machteloos toekijken vinden nu hun uitweg in geweld tegen ‘foute Nederlanders’ en ‘landverraders’. Het is ‘bijltjesdag’: de tijd voor afrekening is gekomen.

NSB’ers en collaborateurs worden uit hun huizen gehaald, mishandeld, op wagens gehesen en door de straten gevoerd. Langs de kant van de weg schreeuwen mensen beledigingen en spugen naar hen. Vrouwen van NSB’ers en ‘moffenmeiden’ - meisjes die een relatie hadden met een Duitse soldaat - worden kaalgeschoren.

Veel wraakacties zijn niet gecoördineerd of door de autoriteiten goedgekeurd. Er zijn mensen die persoonlijke ruzies op deze manier uitvechten. Ook worden sommige verzetsmensen ten onrechte beschuldigd van collaboratie, omdat ze met de Duitsers contacten hebben gehad om aan informatie te komen. 

In totaal worden ongeveer 120.000 NSB’ers en collaborateurs gearresteerd. De gevangenissen en politiebureaus zijn al snel overvol. Daarom worden de arrestanten in schoolgebouwen, fabrieken en loodsen opgesloten. Ook de voormalige concentratiekampen Westerbork en Vught worden als gevangenis gebruikt.

Een deel van de opgepakte mensen krijgt later een proces tijdens de Bijzondere Rechtspleging, de speciaal opgerichte rechtbank voor misdaden gepleegd tijdens de oorlog.

Monument voor de Joodse slachtoffers in Bergen-Belsen

16 april 1946 Bergen-Belsen

In september 1945 plaatsen Joodse oud-gevangenen van concentratiekamp Bergen-Belsen een houten gedenkteken ter nagedachtenis aan de Joodse slachtoffers in dit kamp. Op 16 april 1946 wordt dit vervangen door een monument van steen. Dit staat er nog steeds. Op de steen staat ‘Earth conceal not the blood shed on thee’ ('Aarde, verberg niet het bloed dat op u is vergoten').

Ook andere groepen van voormalige gevangenen plaatsen gedenktekens. Voor de Poolse slachtoffers wordt een groot houten kruis opgericht op 2 november 1945. Eind 1945 zorgt de Sovjet-Unie voor een monument ter herinnering aan de ongeveer twintigduizend gestorven Sovjet-krijgsgevangenen.

Militair oefenterrein bij Bergen-Belsen ingericht

December 1935 Bergen-Belsen

In 1935 leggen de Duitsers een groot militair oefenterrein aan op de Lüneburger Heide, in de buurt van de stad Bergen. Op een oppervlakte van 280 vierkante kilometer oefent het Duitse leger met pantsertroepen. Het is een onderdeel van de herbewapening van Duitsland. Er komen kazernes voor 15.000 soldaten.

De bouwers van het kamp wonen in barakken in de buurt van Belsen, ten zuiden van het oefenterrein. Na de Duitse inval in Nederland, België en Frankrijk in 1940 worden in die barakken zeshonderd Franse en Belgische krijgsgevangenen ondergebracht.

Antisemitische jongeren op heterdaad betrapt bij vernielingen

4 maart 1939 Amsterdam

Op 4 maart 1939 gooien een paar jongeren de ruiten in bij het Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen. De stenen die ze gooien, hebben ze gewikkeld in papier met antisemitische teksten. De jongeren zijn gevolgd door rechercheurs en ze worden snel opgepakt. De politie heeft ze opgespoord omdat ze ook op andere Joodse plaatsen schade hebben aangericht. Ze hebben in januari 1939 het beeld van de Joodse schrijver Herman Heijermans met verf en hakenkruizen besmeurd.

De jongeren zijn lid van de nationaalsocialistische splinterpartij NSNAP-Van Rappard. Vier van hen krijgen enkele maanden celstraf.

Amsterdam bereidt zich voor op een oorlog

28 augustus 1939 Amsterdam

Nederland houdt sterk rekening met een Duitse aanval en daarom wordt het Nederlandse leger gemobiliseerd. Alle dienstplichtigen worden opgeroepen. In de steden worden schuilkelders gebouwd.

Jubelstemming in Berlijn

18 juli 1940 Berlijn

Berlijn ontvangt de troepen die in Frankrijk hebben gevochten met groot enthousiasme. Het lijkt alsof Duitsland door de snelle overwinning van Denemarken, Noorwegen, Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk onoverwinnelijk is. De Duitsers verwachten dat Groot-Brittannië zich ook snel gewonnen zal geven.

De nazi's nemen de macht over in Nederland

29 mei 1940 Den Haag

Nederland is bezet door het Duitse leger. Op woensdag 29 mei 1940 draagt het leger het burgerlijke gezag over aan Arthur Seyss-Inquart, en het militaire gezag aan generaal Friedrich Christiansen. Seyss-Inquart is een nazi uit Oostenrijk. Hij speelde een belangrijke rol bij de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland in 1938. Nu is hij hoogste gezagsdrager in Nederland: Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden. Hij hoeft alleen aan Adolf Hitler te gehoorzamen.

In zijn toespraak benadrukt hij de vriendschap tussen Duitsland en Nederland. De Duitse inval is volgens hem een noodzakelijk kwaad om Duitsland te beschermen. Hij betoont zijn respect voor de gevallen Nederlandse militairen en bevolking. Hij zegt Nederland niet de vrijheid te willen ontnemen of een politieke overtuiging op te dringen.

Om medewerking van de Nederlanders te krijgen gebruikt hij mooie woorden, maar hij zal gedurende de bezetting steeds vaker een harde kant laten zien.

Sovjet-krijgsgevangenen in kamp Bergen-Belsen

mei-juni 1940 Bergen-Belsen

In de zomer van 1941 verbouwen de Duitsers het bestaande krijgsgevangenenkamp voor Franse en Belgische soldaten in Bergen-Belsen. Er moet plaats komen voor gevangen genomen Sovjet-soldaten, omdat Duitsland op 22 juni de Sovjet-Unie aanvalt. In de buurt van het kamp worden nog twee andere krijgsgevangenkampen opgericht.

In de herfst zijn al meer dan 20.000 gevangenen binnengebracht. Ze worden aan hun lot overgelaten. Er zijn te weinig barakken en er is niet genoeg voedsel. Veel van hen moeten buiten slapen, in zelfgegraven kuilen. Binnen een jaar tijd sterven ruim 14.000 Sovjet-soldaten door de slechte omstandigheden.

Meer dan één op de twee gevangen genomen Sovjet-soldaten sterft in Duitse handen. In totaal komen 3.300.000 Sovjet-krijgsgevangenen om.

In de zomer van 1943 neemt de SS een deel van het kamp over. Het wordt een “Austauschlager”: een kamp voor gevangen Joden, die kunnen worden uitgewisseld met Duitsers die in het buitenland gevangen worden gehouden. Een klein deel van deze Joden komt inderdaad vrij.

De ramp met de Wilhelm Gustloff

30 januari 1945 Gdynia, Oostzee

Eind januari 1945 zet de Duitse marine het schip Wilhelm Gustloff in om Duitse militairen en burgervluchtelingen via de Oostzee te evacueren uit de oostelijke provincies van Duitsland (tegenwoordig Polen). Er zijn meer dan 10.000 mensen aan boord van het schip, als het op 30 januari gespot wordt door een Sovjet-duikboot. Deze vuurt vier torpedo’s af, waarvan er drie doel treffen. Het schip zinkt. Er zijn te weinig reddingsboten en toegesnelde schepen kunnen maar een beperkt aantal mensen redden uit het ijskoude water. Er vallen meer dan 9000 doden, waardoor het de grootste scheepsramp uit de moderne geschiedenis is.

De mensen op het schip zijn op de vlucht voor het Rode Leger dat oprukt naar Berlijn. De Sovjet-soldaten maken nauwelijks onderscheid tussen militairen en burgerbevolking. Er wordt geplunderd, gemoord en verkracht. Bij temperaturen van ver onder het vriespunt trekken grote mensenstromen westwaarts, vaak te voet. Bijna een half miljoen Duitsers sterft onderweg, in veel gevallen vrouwen en kinderen.

Het Duitse leger zet ook schepen in om mensen te evacueren. Hiervan worden er drie door Sovjet-schepen getorpedeerd: niet alleen de Wilhelm Gustloff, maar ook de Steuben (met ongeveer 4500 slachtoffers) en de Goya (met ongeveer 6500 slachtoffers).

Doorgangskamp Westerbork is vrij

12 april 1945 Westerbork

Op 12 april 1945 bereiken Canadese troepen het doorgangskamp Westerbork. Ze worden met gejuich ontvangen. De Duitse kampleiding is de dag ervoor gevlucht voor het oprukkende geallieerde leger. Er zijn 876 Joodse gevangenen in het kamp, maar die zijn nog niet vrij. Omdat de oorlog niet voorbij is, moeten ze nu voor hun eigen veiligheid in het kamp blijven. Enkele Joden gaan ondanks dit verbod toch het kamp uit.

Het Canadese leger heeft twee maanden eerder bij Nijmegen de aanval ingezet op de Duitse troepen in Noordwest-Duitsland. In maart trokken ze de Rijn over, Duitsland in. Daarna staken de Canadezen de grens naar Nederland weer over om de Duitse troepen in Midden- en Noord-Nederland aan te vallen. De Duitsers vochten op dat moment nog steeds door en vuurden V-1 en V-2 raketten af die tot aan Antwerpen kwamen. In de vier weken hierna werd bijna heel het Oosten van Nederland bevrijd. Tegelijkertijd drongen andere geallieerde legers al ver door in Duitsland.

Op 24 april wordt het kamp Westerbork een interneringskamp voor NSB’ers, SS’ers en andere collaborateurs.

Overlevenden keren terug uit concentratiekampen

juni 1945 Amsterdam

Erna van Witsen-Weinberg is op 3 mei 1945 bevrijd in het concentratiekamp Neustadt-Glewe. Ze komt eind juni 1945 aan in Amsterdam. Ze wordt opgenomen in het Portugees-Israelitisch Ziekenhuis. Erna is één van de ongeveer 5000 Joden die uit de concentratiekampen terugkeren naar Nederland. Haar man is vermoord in Auschwitz.

De Joodse Nederlanders moeten proberen hun leven weer op te pakken. Dit is erg moeilijk. Velen zijn nog ziek of verwond en zwaar getraumatiseerd door hun verblijf in de concentratiekampen. Vaak zijn de meeste van hun familieleden vermoord of weten ze niet wat er met hen gebeurd is.

De ontvangst in Nederland is vaak kil. Soms is hun huis afgebroken of bewoond door andere mensen. Sommige niet-Joodse Nederlanders zijn niet blij dat de teruggekeerde Joden hun oude baan of in bewaring gegeven spullen terug willen. De niet-Joodse bevolking heeft weinig aandacht voor het leed van de Joden en heeft ook geleden, vooral tijdens de Hongerwinter. Nederlandse overheidsinstanties leggen teruggekeerde Joden zelfs boetes op voor niet-betaalde belastingen, die ze niet hebben kunnen betalen omdat ze gedeporteerd waren. Pas in de jaren zestig krijgt het lot van de Joden meer erkenning.

"Baby Lager"

Augustus 1945 Attichy, Frankrijk

In een krijgsgevangenenkamp in Attichy, in Noord-Frankrijk, proberen de geallieerden voormalige Hitlerjugend-leden te heropvoeden. Veel van de jongens hebben in de laatste oorlogsmaanden in de Volkssturm tegen de geallieerden gevochten. Duitse jongeren noemen het een "Baby Lager", een "babykamp". 7.000 12- tot 17-jarige jongens krijgen les in democratie en moeten hun trouw aan Hitler afzweren.

Nu de oorlog is afgelopen, willen de geallieerden alle invloeden van het nationaalsocialisme uitbannen. Dit proces wordt denazificatie genoemd. Duitsland is twaalf jaar een dictatuur geweest en moet nu een democratie worden. De geallieerden verbieden nazi-kranten, -boeken en -films en nazi-organisaties zoals de SS en de Hitlerjugend. Ook beginnen de geallieerden een nieuw filmjournaal: “Welt im Film”, met nieuws over de wederopbouw van Europa.

Duitsland wordt verdeeld

17 juli 1945 Potsdam

Op 17 juli 1945 begint de Conferentie van Potsdam. De drie deelnemers zijn de Sovjet-Unie, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, de belangrijkste geallieerde landen. Tijdens de conferentie bespreken ze de toekomst van Duitsland, dat net verslagen is.

De geallieerden willen niet hetzelfde als het Vredesverdrag van Versailles. De strenge eisen daarvan waren één van de oorzaken van de opkomst van de nazi’s. Maar Duitsland moet wel veranderen. Alle nazi-invloeden moeten verdwijnen en Duitsland moet democratisch worden. Ook moet Duitsland oorlogsschade vergoeden. Een deel van zijn fabrieken wordt afgebroken en naar de Sovjet-Unie gebracht.

Nu de gemeenschappelijke vijand verslagen is, komen de verschillen tussen de Sovjet-Unie en de westerse grootmachten bovendrijven. Beide kampen hebben andere plannen met ‘hun’ deel van Duitsland. Stalin wil een communistisch regime in Duitsland, terwijl de westerse landen een democratisch Duitsland willen.

Nadat op 23 mei 1949 door de westelijke Geallieerden de Bondsrepubliek Duitsland wordt opgericht, wordt op 7 oktober in Oost-Duitsland de Duitse Democratische Republiek uitgeroepen.

Rauter wordt ter dood veroordeeld

3 mei 1948 Den Haag

Op 1 april 1948 begint het proces tegen Hanns Albin Rauter. Na een maand wordt hij ter dood veroordeeld, vooral door zijn leiding over de deportatie van 110.000 Nederlandse Joden. Hij zegt dat hij niet wist dat de Joden vermoord zouden worden, maar dit is niet waar. Op 25 maart 1949 wordt Rauter door een vuurpeloton doodgeschoten op de Waalsdorpervlakte, een executieplaats in de Scheveningse duinen, die tijdens de oorlog ook door de Duitsers werd gebruikt.

De Oostenrijkse nazi Rauter was de hoogste SS’er in Nederland. Als Generalkommissar für das Sicherheitswesen was hij verantwoordelijk voor de openbare orde in Nederland. Hij had het bevel over de politie en was verantwoordelijk voor de deportatie van de Nederlandse Joden. Ook was Rauter nauw betrokken bij de strijd tegen het verzet.

In de nacht van 6 op 7 maart 1945 raakte Rauter zwaargewond bij een aanslag door het verzet. Een dag later executeerden de Duitsers als vergelding 263 politieke gevangenen. Toen de oorlog eindigde was Rauter nog aan het herstellen in een Duits ziekenhuis. Hier werd hij door de Britten gearresteerd. In 1946 werd hij uitgeleverd aan Nederland om berecht te worden.

Proces tegen ex-nazi Hans Globke

1 juli 1963 Oost-Berlijn, DDR

In 1963 begint in de DDR (Duitse Democratische Republiek of Oost-Duitsland) een proces tegen Hans Globke, de hoogste ambtenaar uit de West-Duitse regering. Globke werkte in de jaren dertig als jurist aan naziwetten, die Hitler meer macht gaven of Joden discrimineerden. Hij was in 1935 betrokken bij het opstellen van de Rassenwetten van Neurenberg, die van de Duitse Joden officieel tweederangsburgers maakten.

Tijdens het proces wordt Globke schuldig verklaard en in afwezigheid veroordeeld tot een levenslange tuchthuisstraf. Omdat hij niet in de DDR woont en West-Duitsland het proces niet erkent, wordt hij niet uitgeleverd en blijft hij adviseur van bondskanselier Konrad Adenauer.

Globke is nooit lid geweest van de NSDAP. Hij beweert bij een verzetsgroep te hebben gezeten en met zijn medewerking aan de Rassenwetten ‘erger te hebben voorkomen’. Daar zijn twijfels over, maar hij werd kort na de oorlog niet veroordeeld. Net als veel andere ambtenaren uit de nazitijd, oud-nazi's en meelopers meegerekend, ging hij na de oorlog werken voor de nieuwe Duitse regering. Duitsland had namelijk behoefte aan ervaren ambtenaren. Maar daardoor werden nazimisdaden niet altijd vervolgd. Globke maakte snel carrière in de nieuwe regering. Ten tijde van het proces is hij secretaris-generaal van de Bondskanselier en hoofd van een geheime dienst.

Het proces dat de DDR tegen Globke voert, is een showproces. De Oost-Duitse regering wil de West-Duitse regering in verlegenheid brengen. Ze kan zo laten zien dat de DDR het ‘goede’, ‘anti-fascistische’ Duitsland vertegenwoordigt, terwijl in West-Duitsland nazi’s in de regering zitten. Maar in werkelijkheid zijn er ook in Oost-Duitsland voormalige nazi’s op allerlei posities in de overheid, het onderwijs en de geheime dienst teruggekeerd.

Auschwitz wordt bevrijd: Otto Frank is vrij

27 januari 1945 Auschwitz

Op 17 januari begint de kampleiding van Auschwitz met het leegmaken van Auschwitz, Auschwitz-Birkenau, Monowitz en de satellietkampen. De SS wil de sporen wissen van de misdaden die het daar heeft begaan. Het Sovjet-leger is vijf dagen eerder door de Duitse linies gebroken en komt steeds dichterbij.

Ongeveer 56.000 gevangenen worden gedwongen te lopen tot ze met een trein of vrachtwagen naar een kamp in Duitsland kunnen worden gebracht. Peter van Pels is een van hen. In slechte kleding lopen ze tientallen tot honderden kilometers in de kou door de sneeuw. De mensen die dit niet volhouden, worden onderweg vermoord. De zieken worden in het kamp achtergelaten.

De SS sloopt delen van Auschwitz-Birkenau. Ze blazen crematoria op en breken barakken af. Vluchtende SS’ers nemen spullen mee die ze van gevangenen hebben gestolen, maar het meeste laten ze achter en verbranden ze. Ze nemen delen van de administratie mee, maar veel papieren worden provisorisch verbrand in de laatste dagen van het kamp.

Otto Frank wordt met andere zieken uitgekozen om neergeschoten te worden, maar doordat het executiepeloton wordt weggeroepen ontkomt hij aan de dood. De SS’ers hebben haast om te vertrekken en op 20 of 21 januari wordt het kamp bijna niet meer bewaakt. Er blijven ongeveer 8000 gevangenen achter. Ze moeten zelf voor hun voedsel zorgen en proberen warm te blijven.

Otto Frank zit al sinds november 1944 in de ziekenbarak. Dat is zijn redding. Hij heeft geen zwaar werk meer gedaan, hij is niet mishandeld en wordt beschermd tegen de kou. Peter van Pels helpt hem aan extra voedsel.

Peter van Pels is meegestuurd met een dodenmars. Hij komt in concentratiekamp Mauthausen en het buitenkamp Melk terecht waar hij maanden later sterft, vermoedelijk op 10 mei 1945.

Het Sovjet-leger komt op 27 januari ‘s middags aan bij het kamp, maar trekt snel verder. Soldaten geven uit medelijden hun rantsoenen aan de uitgehongerde, zieke gevangenen, maar als die opeens veel eten worden ze nog zieker en sterven ze van overvoeding. Er wordt al snel een veldhospitaal opgezet en kort daarna zet het Poolse Rode Kruis een ziekenhuis op. Het kamp wordt bezocht door journalisten en er worden foto’s en filmopnames gemaakt.

Otto Frank wordt verpleegd in het kamp en wordt langzaam beter. Na drie weken komt hij voor het eerst buiten. Hij verlaat Auschwitz op 5 maart en dan gaat hij naar Katowice, een stad 35 kilometer verderop, om vandaar naar huis te gaan.

Verdieping

Bekijk alles
Bekijk alles