Watersnoodramp 1953: een rampzalige nacht

In de avond van zaterdag 31 januari 1953 wakkerde een hevige noordwesterstorm boven het zuidwesten van Nederland aan. Rond half 11 die avond was het laagwater, maar het water stond nog op vloedhoogte. De zware storm in combinatie met hoogwater en springtij was fataal. Terwijl veel Zeeuwen sliepen, braken op tal van plaatsen de dijken.

Storm

Zaterdag 31 januari 1953. Een hevige noordwesterstorm raasde over land en zee. Op zichzelf geen bijzondere reden tot ongerustheid. Wel maakten deskundigen zich zorgen over de komende vloedstand. Nog maar twee dagen geleden immers was het volle maan. De maanstand maakte de komende vloed tot een springvloed (springtij).  Een storm uit het noordwesten versterkte de vloedwerking.

Golven op de Noordzee, prentbriefkaart jaren vijftig (ZB, Beeldbank Zeeland).

Golven op de Noordzee, prentbriefkaart jaren vijftig (ZB, Beeldbank Zeeland).

Waarschuwing

Even na zessen zaterdagavond weerklonk via de radio vanuit Hilversum een waarschuwing van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) voor gevaarlijk hoog water.

In Zeeland merkten verschillende mensen later die avond dat het water niet zakte. Rond half 11 ’s avonds moest het eb zijn. Toch bleef het zeewater nog bijna op vloedhoogte staan. De noordwesterstorm stuwde het water van de Noordzee op. Daardoor kon het water, zoals normaal bij eb, niet terugstromen. Dat beloofde niet veel goeds. Het was een teken dat er een stormvloed naderde.

Slapen

Tot middernacht werd de stormwaarschuwing herhaald. Na 12 uur zond de radio niet meer uit tot 8 uur ’s morgens. Enkele gewaarschuwde mensen namen op kleine schaal voorzorgsmaatregelen. De meeste Zeeuwen gingen echter gewoon slapen. Ze vertrouwden op de dijken. Sinds de laatste grote watersnoodramp in 1911 waren er verschillende stormvloeden geweest. Die hadden geen (grote) schade aangericht en niet tot overstromingen geleid. Sommigen beriepen zich ook op een oude volkswijsheid: als de eb niet komt, valt de vloed erop meestal wel mee…

Nooit eerder

’s Nachts bleef het zwaar stormen. De wind uit het noord-noordwesten trok zelfs nog aan tot windkracht 12, orkaankracht. Langs de kust traden windstoten op tot wel 140 kilometer per uur. Het zeewater bleef die zaterdagnacht stijgen. Door de gebundelde kracht van storm, hoogwater en springtij steeg het water tot hoogten die nooit eerder waren waargenomen. Nog ruimschoots voor de verwachte vloed van 5 uur die nacht ging het mis. Het opgestuwde water sloeg rond 2 uur voor het eerst over dijken en vloedplanken.  Een uur later braken de eerste dijken.

Dijkdoorbraak in de Nieuw-Neuzenpolder, Zeeuws-Vlaanderen (ZB, Beeldbank Zeeland).

Dijkdoorbraak in de Nieuw-Neuzenpolder, Zeeuws-Vlaanderen (ZB, Beeldbank Zeeland).

De eerste dijkdoorbraken

Hoewel de wind er niet recht op stond, waren het toch vooral polderdijken aan de zuid- en oostzijde van de eilanden die als eerste overliepen. Ver landinwaarts was het water in de zeearmen immers hoog opgestuwd. Hier ook lagen de lagere en slechter onderhouden dijken. Bij Kruiningen, Kortgene en Oude Tonge werden als eerste gaten in de dijken geslagen. Bij Stavenisse braken kort na elkaar verschillende dijken. Over grote lengte werden verschillende dijken beschadigd. Ook bij Fijnaart, Heijningen en Willemstad in Noord-Brabant hielden de dijken het niet. In de Zuid-Hollandse Hoeksche Waard braken dijken bij ‘s-Gravendeel, Numansdorp en Strijen.

Te veel

Rond half 4 in die vroege ochtend van 1 februari 1953 bereikte het water de hoogste stand (455 centimeter boven NAP). Het kwam tot wel drie meter boven het normale vloedpeil. Op tientallen plaatsen vonden dijkdoorbraken plaats. In Zuid-Holland werden de eilanden Goeree-Overflakkee, Putten en de Hoeksche Waard getroffen. Goeree-Overflakkee kwam bijna helemaal onder water te staan. In Zeeland stroomde het zeewater vooral op Schouwen-Duiveland, Sint-Philipsland, Tholen en delen van Noord- en Zuid-Beveland de polders in. Schouwen-Duiveland overstroomde vrijwel volledig. Alleen het duingebied op de kop van Schouwen en enkele polders bij Zonnemaire bleven gespaard. Ook op Walcheren en in Zeeuws-Vlaanderen braken enkele dijken door. Vele mensen werden in hun slaap verrast.

Wonder

Soms bleef mensen in deze nacht erger bespaard. Zo bracht in Colijnsplaat een schip redding. Een aantal mannen probeerde daar wanhopig de vloedplanken en steunbeer tegen te houden, die door het hoge water dreigden te bezwijken. Een door de storm losgeslagen binnenschip kwam toevallig als golfbreker voor de coupure terecht en behoedde Colijnsplaat zo voor een overstroming. Deze gebeurtenis staat bekend als het Wonder van Colijnsplaat.

Gevlucht op het dak, zwaaiend met de Nederlandse vlag. Prentbriefkaart met opschrift: 'Nationale ramp in Nederland 1 februari 1953' (ZB, Beeldbank Zeeland).

Gevlucht op het dak, zwaaiend met de Nederlandse vlag. Prentbriefkaart met opschrift: ‘Nationale ramp in Nederland 1 februari 1953’ (ZB, Beeldbank Zeeland).

Vlucht

Maar op al die plaatsen waar dijken dreigden te breken of het water binnenstroomde, sloegen mensen op de vlucht. Ze zochten een hoger gelegen plaats op. Soms het nabijgelegen dorp of een dijk, maar ook de zolder of zelfs het dak van hun huis. Machteloos moesten mensen toezien hoe het water de wereld om hen heen verzwolg. Angstig en onzeker wachtten ze op de dingen die gingen komen. De volgende dag zakte het water niet. Integendeel, de tweede vloed kwam nog hoger. En hulp bleef vooralsnog uit.

Literatuur

R. Hoogerwerf-Holleman, Het hoge huis van Sion; de watersnood van 1953 op Schouwen-Duiveland, Goes 2008.
P. Kooistra, Getroffen in woord en beeld; dagboek, tekeningen en gedichten uit het rampgebied ’53, Middelburg 2002.
K. Slager, De ramp; een reconstructie van de watersnoodramp van 1953, Amsterdam/Antwerpen 2003. Uitgebreide en herziene uitgave van De ramp; een reconstructie, Goes 1992.
Kees Slager, Hier was eens Capelle, Vlissingen 2002. Deel uit serie: OOGgetuigen van de 20ste eeuw.
Dossier Watersnoodramp 1953 van ZB| Bibliotheek van Zeeland.