Dit heb je nodig

• Zand
• Een emmer water

Hoe zoek je dit uit

Maak een berg van zand die zo smal en hoog mogelijk is. Maak ernaast een berg zand die veel breder is en wat lager. Gooi een emmer water tegen de smalle hoge dijk. Gooi erna een emmer water tegen de lagere bredere dijk.

Bespreek met elkaar

• Wat gebeurde er?
• Hoe denk je dat dit komt?

Aha! Zo zit dat dus...

Waarschijnlijk bleef er van de smalle hoge dijk veel minder over dan van de lage brede. Als je een dijk bouwt, moet die niet alleen hoog, maar vooral zo stevig en stabiel mogelijk zijn. Nederland ligt nogal laag, voor een deel zelfs onder zeeniveau. Daarom zijn dijken hier erg belangrijk. Die beschermen ons land tegen overstromingen. Als de dijken doorbreken, zijn we de pineut. Ze moeten dus zo sterk mogelijk zijn. Soms moeten ze worden verstevigd. Dat noemen we geen dijkverhoging, maar dijkverzwaring. De breedte van een dijk is minstens zo belangrijk als de hoogte. Een dijk is vooral aan de buitenkant, de kant van het water dus, vaak breed en niet zo steil. Als er sterke golven komen, verliezen ze hun kracht op de lange weg naar boven. Zo komen ze niet bij de top, maar glijdt het water weer terug. Zo houden de brede dijken ons land droog.