Documentatiecentrum

Fotograferen

Neem jij een fototoestel mee als je op vakantie gaat? Veel mensen doen dat. Ze willen leuke of belangrijke dingen vastleggen. Veel foto’s worden spontaan gemaakt. Want soms gebeurt er opeens iets grappigs. Balen als je dan je mobiel of fototoestel niet bij de hand hebt. Datzelfde moment komt namelijk nooit meer terug. Een foto is een momentopname.
Vroeger bestonden er geen fototoestellen. Als mensen een portret van zichzelf wilden, dan gingen ze naar een schilder. Alleen rijke mensen konden dat betalen. Het portret was vaak mooier dan de werkelijkheid. De schilder zorgde voor een kleinere neus en liet de pukkels en de rimpels weg. Toen in 1825 de eerste foto werd gemaakt, schrokken de mensen. Je zag alles! Ook de lelijke dingen. Later vonden ze uit hoe ze foto’s konden bewerken.

  

 

© John Roeland Fotografie, Vianen

De kroon, de ketting en de oorbellen zijn er achteraf in ‘gephotoshopt’.

De camera

Vroeger had alleen een echte fotograaf een camera. Het duurde uren om één foto te maken. Tegenwoordig hebben heel veel mensen een fotocamera. Dat is meestal een digitale camera. De gegevens worden door kleine computers verwerkt. Je kunt er heel snel en heel veel foto’s mee maken. Net zoveel als er op het geheugenkaartje passen. Je kunt met zo’n camera ook direct zien of de foto gelukt is. En zo niet, dan wis je het beeld en maak je een nieuwe.

Foto’s maken

Als je foto’s gaat maken, bepaal jij wat er op komt. Bijvoorbeeld de knuffels op je bed. Je kunt een mooie compositie maken, door ze speciaal neer te zetten. Je bepaalt ook je standpunt. Als je op een stoel gaat staan, krijg je een andere foto dan als je op de grond gaat liggen. Het weer is belangrijk als je buiten fotografeert. Bij regen krijg je een andere foto dan als de zon fel schijnt. Als het mistig is, wordt de foto geheimzinnig. Heb je wel eens een dreigende donkere lucht gefotografeerd? Of bliksem? Dat is heel spannend.
Als er geen daglicht is, gebruik je kunstlicht. Dan kan van lampen of kaarsen komen, of van de flitser in de camera. Dat lampje geeft een kort en fel licht. Net lang genoeg om een foto te kunnen maken. Veel camera’s flitsen automatisch. Ze meten of er genoeg licht is. Dat is soms handig, maar niet altijd. 

© John Roeland Fotografie, Vianen

De bloemen links staan in de zon, je ziet de schaduw.

Fotografen aan het werk

Wil je van fotograferen je beroep maken? Dan kun je naar de fotovakschool gaan. Daar leer je alles over de techniek van het fotograferen. Er zijn fotografen die één soort fotografie kiezen. Ze maken schoolfoto’s, modefoto’s, natuurfoto’s of foto’s voor kranten. Andere fotografen fotograferen vooral mensen. Ze hebben vaak een studio. Dat is een speciale ruimte. Daglicht is ieder uur en iedere dag anders. Dat is niet handig voor een fotograaf. De studio heeft daarom meestal geen ramen. Met lampen regelt de fotograaf de belichting. De muren en de vloer zijn wit. Want wit weerkaatst het licht.

Dit is een samenvatting van Junior-Informatieboekje 331 Fotograferen.



Details en informatie

  • Titel: Fotograferen
  • Auteur(s): Truus Visser-van den Brink
  • Nummer: 331
  • Niveau: 3
  • Siso: J 763
123movies